Demarcatie van het domein van de wetenschap

Demarcatie van het domein van de wetenschap In de negentiende eeuw probeerden wetenschappers voor zichzelf een betere maatschappelijke positie te vergaren. Hiertoe moesten ze zichzelf afzonderen, tot op zekere hoogte, van de rest van de samenleving. Hierbij kwamen ze in botsing met de kerk. Een deel van de autoriteit van de kerk wilde de wetenschap zich namelijk toe-eigenen. Hoe is het de wetenschap gelukt haar domein te veroveren en wetenschappers van een betere sociale status te voorzien? De generatie jonge wetenschappers van halverwege de negentiende eeuw ging, onder leiding van mannen als T. H. Huxley (een groot promotor van Darwins evolutietheorie met de bijnaam Darwins Buldog) en de natuurkundige John Tyndall, op veroveringstocht. Een aantal van deze wetenschappers bevond zich aan de periferie van de intellectuele gemeenschap en kwam van bescheiden afkomst. De grote kerk-gedomineerde onderwijsinstellingen waren voor hen niet toegankelijk geweest en ze hadden zich, veelal met omwegen, omhoog weten te werken. Ze wilden hun sociale positie verder verbeteren en het mogelijk maken voor wetenschappers om hun brood met hun wetenschappelijke werk te verdienen. Ze zochten meer erkenning voor de bijdrage die de wetenschap leverde aan de samenleving. Hierbij stuitten ze op de kerk, die traditioneel de autoriteit had over alle kennis. De wetenschappers wilden zich de autoriteit over kennis van de fysieke wereld toe-eigenen.

Wetenschappers contrasteerden zichzelf dan ook graag met de geestelijken. Ze vonden zichzelf progressief, rationeel en open van geest, terwijl ze de kerk bestempelden als conservatief, werkende op blind geloof en niet open voor nieuwe ideeën. Dat dit beeld zeker niet voor alle geestelijken gold, heeft niet kunnen voorkomen dat dit nog steeds het heersende beeld is voor de relatie tussen wetenschap en geloof.

Educatie

Een van de voornaamste arena's waarin wetenschap en de kerk elkaar troffen was in het onderwijssysteem. Scholen en universiteiten waren nagenoeg uitsluitend onder controle van de kerk. Wetenschappers wilden die controle overnemen; immers wisten zij het meest over de werking van de natuur. Hun kennis kon gebruikt worden voor vele doeleinden in de maatschappij: bijvoorbeeld op economisch en militair gebied en op het gebied van de volksgezondheid. Astronoom Norman Lockyer waarschuwde er bijvoorbeeld voor dat in een veldslag, een leger dat geen gebruik wist te maken van wetenschappelijke kennis zeker ten onder zou gaan tegenover een leger dat wel het maximale uit de beschikbare kennis wist te halen.

Wetenschappers probeerden op deze manier hun werk te koppelen aan de welvaart van de natie. Dit lieten ze afsteken tegen de reputatie van de kerk, die meer met haar eigen macht bezig leek te zijn. Dit deden ze niet puur uit nobele overwegingen. Ze wisten ook dat een gunstige publieke opinie de sleutel zou zijn tot betere financiering en hogere sociale status voor wetenschappers. In het veroveren van het onderwijssysteem zouden ze potentiële banen voor de studenten van wetenschappelijke studies creëren en meer prestige en macht voor zichzelf veiligstellen. In het onderwijs zouden ze hun methodes en ideeën kunnen overbrengen aan de volgende generaties en de wetenschappelijke methode verder door de samenleving kunnen verspreiden.

Genootschappen en tijdschriften

Om zichzelf serieuzer te kunnen presenteren gingen wetenschappers zich steeds meer verenigen in genootschappen en veranderde de structuur van de bestaande genootschappen. Waar eerst de Britse Royal Society voornamelijk een club was voor rijke amateurs, werden in 1847 de regels voor toelating aangescherpt: de leden werden niet meer beoordeeld op sociale status, maar op hun wetenschappelijke wapenfeiten. Ook werd het aantal nieuwe leden dat jaarlijks werd toegelaten gelimiteerd tot vijftien. Zo werd de Royal Society een exclusief genootschap waar alleen de beste praktiserende wetenschappers zich lid van mochten rekenen.

Verder richtten wetenschappers voor verschillende vakgebieden tijdschriften op waarin ze hun bevindingen konden publiceren. Ook deze tijdschriften werden exclusief gehouden; niet zomaar iedereen kon er een artikel in publiceren, de artikelen en inzendende wetenschappers werden streng beoordeeld.

Uitsluiten van amateurs en geestelijken

Wetenschappers als T. H. Huxley werkten er actief aan om niet-professionele wetenschappers uit de wetenschappelijke wereld te werken. De wetenschap moest immers een exclusieve gemeenschap worden waar niet zomaar iedereen aan kon deelnemen zonder de nodige kwalificaties te behalen. Ten eerste werden daarom alle amateurwetenschappers uitgesloten. Deze mochten niet lid worden van de wetenschappelijke genootschappen of publiceren in erkende tijdschriften. Dit was niet zo zeer omdat professionele wetenschappers deze amateurs geen warm hart toedroegen, maar door vooruitgang werd het in veel wetenschappen ook steeds lastiger, zo niet onmogelijk, om iets zinnigs bij te dragen zonder uitgebreid gestudeerd te hebben. Om wetenschap een serieuze aangelegenheid te laten blijven, moesten de professionals zich dan ook enigszins distantiëren van de amateurs.

Een grotere strijd hadden wetenschappers om handen tegen de geestelijken. Veel geestelijken hielden zich ook graag bezig met wetenschap en veel wetenschappers waren diepgelovig. Toen de wetenschappelijke elite grenzen begon te trekken tussen wetenschap en geloof, vonden sommige van deze wetenschappers en geestelijken zichzelf dan ook op het hek. Ze werden beschuldigd van een dubbele loyaliteit en dat werd ze niet in dank afgenomen. Metafysische zaken als het bestaan van God werden door de wetenschappers niet gezien als zinnige onderwerpen voor onderzoek en al helemaal niet als acceptabele verklaring voor natuurlijke verschijnselen en ze vonden dat wetenschap en theologie absoluut niet moesten worden gemengd.

Dit had niet alleen ideologische redenen. Huxley zag in dat, om de wetenschap te bevrijden van de invloed van de kerk, het noodzakelijk was om het conflict tussen de twee in stand te houden. Wetenschap en kerkelijke autoriteit moesten onverenigbaar zijn. Immers, welke reden is er anders om de wetenschap te emanciperen? Een treffend voorbeeld van deze houding is te vinden in de reactie van Huxley op het boek On the Genesis of Species (1871) van St. George Jackson Mivart. Mivart probeert in zijn boek de evolutietheorie te rijmen met christelijke doctrines door te stellen dat God het evolutieproces voorzien had en dat het deel van zijn plan uitmaakt. Zolang men de Bijbel niet al te letterlijk nam, konden evolutietheorie en het christelijk geloof best met elkaar overweg, vond hij. Huxley gaf dit boek een venijnig slechte recensie en stelde met ferme taal dat evolutietheorie en de doctrines van de kerk niet te verenigen zijn: niemand kan tegelijkertijd een zoon van de kerk zijn en een loyaal soldaat van de wetenschap.

De wetenschap als professie

Op deze manier richtte een generatie wetenschappers hoge barrières om zich op. Dankzij doorzettingsvermogen en de kracht van de wetenschappelijke methode voor het oplossen van problemen, maar ook met de nodige polemiek en propaganda wist de wetenschap zichzelf te verkopen. Wetenschappers veroverden inderdaad een groot deel van het onderwijssysteem, wat prestigieuze posities en banen schiep voor wetenschappers. De autoriteit van de kerk wanende nam de wetenschap de beoogde autoriteit over en nam haar nieuwe positie in de maatschappij in.

Voor wetenschappers bracht dit een nieuwe tijd. Niet langer hoefde men zeer welvarend te zijn om de wetenschap te betreden; belangrijker was het talent en de intelligentie die iemand met zich meebracht. De wetenschappelijke gemeenschap organiseerde zich sterker met genootschappen en vaktijdschriften en vormde een afgesloten geheel. Bijgevolg was wel dat bepaalde groepen die ook wetenschappelijke ambities hadden maar zich niet tot de professionals konden rekenen, geheel werden uitgesloten. Zo professionaliseerde de wetenschap zich.
© 2012 - 2024 Mato, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Lezen: het literaire leven in de negentiende eeuwLezen: het literaire leven in de negentiende eeuwDe lezer met een boekje in een hoekje? In de negentiende eeuw zijn er niet veel eenzame lezers. Lezen heeft in die tijd…
Wetenschap en geloof in de negentiende eeuwWetenschap en geloof in de negentiende eeuwWetenschap en religie hebben de reputatie totaal niet met elkaar overweg te kunnen. De wetenschap wordt veelal gezien al…

Professionalisatie van de wiskundeProfessionalisatie van de wiskundeDe wiskunde was in de eerste helft van de negentiende eeuw sterk gelinkt aan het geloof. Wiskundigen zagen hun wetenscha…
De invloed van de Humanisten – Carl RogersEr kan veel geleerd worden door specifieke aandacht te besteden aan Rogers zijn advies over de relatie tussen therapeut…
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: Lock & Whitfield, Wikimedia Commons (Publiek domein)
  • Turner, Frank M., The Victorian Conflict between Science and Religion: A Professional Dimension, Isis, Vol. 69, No. 3 (Sep., 1978), pp. 356-376, The University of Chicago Press
Mato (4 artikelen)
Gepubliceerd: 09-05-2012
Rubriek: Wetenschap
Subrubriek: Wetenschappers
Bronnen en referenties: 2
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.