De weg van een vetcel
In nagenoeg al het voedsel wat wij eten zit vet. Dit vet wordt door het lichaam verwerkt, verbruikt en opgenomen. Hoe dat precies werkt kun je hieronder lezen.
Opname
Al het vet in je voedsel komt uiteindelijk via de slokdarm en de maag in de darmen terecht. In de twaalfvingerige darm wordt er gal geloosd dat uit de alvleesklier komt en dat zorgt ervoor dat het vet kleiner wordt: het vet wordt geëmulgeerd. Daarna breekt het enzym lipase in de darm de vetten af en ontstaan er vrije vetzuren en glycerol. Dit wordt door de cellen in de darmwand opnieuw verpakt tot chylomicronen. Dit wordt gedaan omdat chylomicronen een makkelijker transportmiddel zijn voor vetten. Chylomicronen bestaan nu naast alleen uit vetzuren en glycerol ook uit een klein beetje cholesterol, dat via het voedsel in ons lichaam is gekomen.
Transport
Deze chylomicronen gaan niet direct naar het bloed, maar komen eerst in de lymfe. De lymfewand is namelijk een gemakkelijke plaats voor vette stoffen om in te komen, hetgeen wat door de bouw van een bloedwandcel moeilijker gaat bij het bloed. De chylomicronen gaan nu door het bloed en de weefsels en spieren kijken of ze wat van de cylomicronen nodig hebben. Er worden dus zo nu en dan vetzuren afgestaan, maar net zo lang totdat het weefsel verzadigd is. Deze vetzuren worden door bloedvatgebonden lipase vrijgemaakt uit de chylomicronen. De chylomicronen kunnen het cholesterol – dat via voedsel is binnengekomen – nog niet afstaan aan de weefsels en spieren.
Verwerking in de lever
Na het afstaan van vetzuren gaan de resten van de chylomicronen naar de lever. De lever maakt van deze resten en van eiwitten een lipoproteïne: vLDL oftewel Very Low-Density Lipoprotein. vLDL komt nu via de lever ook weer in het bloed terecht en opnieuw kunnen weefsels en cellen er dankzij bloedvatgebonden lipase vetzuren vanaf halen. Dankzij dit proces ontstaan er deeltjes LDL: Low-Density Lipoprotein. Deze deeltjes hebben vet afgestaan en daardoor is de relatieve concentratie van de vetzuren kleiner geworden en die van het cholesterol juist groter. LDL kan cholesterol afstaan aan de weefsels.
Het gevaar
Er wordt veelvuldig gezegd dat vet eten een gevaar is voor je gezondheid. Daarnaast wordt er ook gezegd dat het eten van veel cholesterol slecht is, vanwege de verhoogde kans op arteriosclerose. Het laatste is echter nauwelijks waar. Ook al zou je enorme porties cholesterol naar binnen werken, het meeste daarvan wordt gewoon weer uitgescheiden. Je lichaam kan namelijk maar een maximale hoeveelheid cholesterol uit je voedsel opnemen. Vet eten daarentegen is wel gevaarlijk. Als je namelijk erg vet eet, ontstaan er heel erg veel chylomicronen. Er worden dan op weg naar de lever relatief weinig vetzuren van deze chylomicronen afgepakt, waardoor er veel vetrijke stoffen in de lever komen. Aangezien de lever voor een vaste verhouding vetzuren en cholesterol zorgt in de vLDL moleculen, zal er
veel cholesterol door de lever aangemaakt worden, omdat er simpelweg veel vetzuren zijn. Er ontstaan dus erg veel vLDL moleculen die daarna dus weer in de bloedbaan komen. Nadat deze vLDL moleculen dus hun vetzuren hebben afgestaan, ontstaan er erg veel LDL moleculen en zijn er dus ook veel cholesterolmoleculen in het bloed aanwezig. LDL moleculen kunnen door het endotheel van het bloedvat heen om daar de cholesterol af te staan. Maar omdat ze in overvloed aanwezig zijn, worden ze door de macrofagen opgeruimd. Er ontstaan zo echter zogeheten schuimcellen. Deze schuimcellen zorgen voor een grote druk op de bloedvatwand. Hierdoor kan de bloedvatwand scheuren, waardoor er een interne bloeding kan ontstaan. Hierdoor worden er stolsels gevormd, ook wel plaques genoemd. Deze plaques zorgen voor een verdichting van het bloedvat. Hierdoor kunnen er uiteindelijk bloedvaten afsterven. HDL oftewel High Density Lipoprotein kan de werking van LDL onschadelijk maken, door het overtollige LDL te verwijderen uit de bloedvaten. De hoeveelheid HDL in het lichaam is deels erfelijk bepaald.