Luchttemperatuur, gevoelstemperatuur en warmtecomfort
De temperatuur van de buitenlucht wordt gemeten door weerstations op een hoogte van anderhalve meter boven een open grasvlakte en wordt weergegeven in graden Celsius. De opwarming van die buitenlucht gebeurt enerzijds door de inkomende kortgolvige zonnestraling en anderzijds door de uitgaande langgolvige aardse straling. Naast die exacte temperatuur bestaat er ook een gevoelstemperatuur en hebben bepaalde zaken betrekking op het uiteindelijke warmtecomfort.
Wereld Meteorologische Organisatie en luchttemperatuur
Vooral de aardse straling zorgt voor de opwarming van de lucht. De gemiddelde temperatuur van de aarde is door die stralingen 18 graden Celsius. Het meten van de luchttemperatuur gebeurt volgens internationale afspraken van de WMO (Wereld Meteorologische Organisatie). Voor het waarnemen van de temperatuur wordt gebruik gemaakt van een thermometer of sensor die zich in een wit kasje bevindt. De wanden van dat kastje bestaan uit open jaloezieën waardoor de wind vrij spel heeft maar zon en regen niet tot de instrumenten kunnen doordringen.
Opwarming van de lucht en de zon
Factoren die een belangrijke rol spelen bij de opwarming van de lucht zijn de hoogte van de zon en het aantal uren dat hij schijnt, wat uiteraard voor een groot deel wordt bepaald door de duur van de dag. Een andere factor is de afstand tussen de zon en de aarde, die mede afhankelijk is van het aardoppervlak, dat niet overal gelijk van samenstelling is. Geografische factoren zijn daarbij bijvoorbeeld land en zee met het verschijnsel dat het land sneller opwarmt dan de zee maar het water van de zee ook sneller afkoelt. Andere geografische factoren zijn het reliëf van het aardoppervlak met grote gebieden op verschillende hoogten ten opzichte van het NAP en heuvellandschappen en bergstreken.
Warme en koude massa
Ten opzichte van de verschillende temperatuur van de lucht en de aarde wordt onderscheid gemaakt tussen warme massa en koude massa. Bij warme massa is de luchttemperatuur hoger dan de temperatuur van het aardoppervlak en wordt de lucht afgekoeld door de aarde. Bij koude massa is er sprake van het omgekeerde.
Gevoelstemperatuur en verschijnsel “windchill”
In de tegenwoordige berichtgeving over het weer wordt nogal eens gesproken over de gevoelstemperatuur. Daarmee wordt niet de exacte temperatuur bedoeld, die gemeten wordt volgens de afspraken van de WMO, maar de temperatuur zoals die naar het gevoel wordt ervaren. Een voor de hand liggend voorbeeld voor een verschil tussen de werkelijke temperatuur en de gevoelstemperatuur is de ervaring om bij een bepaalde temperatuur in de wind te lopen. Op zo’n moment zal de gevoelstemperatuur sterk onder de werkelijke temperatuur kunnen liggen. Dit verschijnsel wordt ook wel “windchill” genoemd.
Berekening van warmteverlies
Het verschil tussen de werkelijke temperatuur en de gevoelstemperatuur ontstaat door warmteverlies. Voor de berekening van dat verlies, dus de bepaling van de gevoelstemperatuur, maakt het KNMI gebruik van een Canadese formule. Die formule wordt inmiddels ook gehanteerd in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en IJsland en is gebaseerd op het warmtetransport van het lichaam naar de huid. Bij die methode van berekenen speelt de zon geen rol maar bij zonnig weer voelt het echter wel warmer aan dan de berekende gevoelstemperatuur doet vermoeden.
Niet bij levenloze objecten
Het begrip gevoelstemperatuur is uiteraard niet van toepassing op levenloze objecten omdat daarbij geen sprake is van warmteverlies zoals dat bij het menselijk lichaam bestaat. De wind heeft wel invloed op de snelheid waarmee levenloze objecten afkoelen. Dat is er ook de oorzaak van dat waterleidingen sneller bevriezen als het bij vorst hard waait.
Warmtecomfort
De berekening van de gevoelstemperatuur is dus gebaseerd op warmteverlies maar daarnaast spelen ook andere aspecten dan de gevoelstemperatuur een rol bij het comfort dat bij een bepaalde temperatuur kan worden genoten zoals luchtvochtigheid, de directe zon en omgevingsinvloeden.
Lees verder