Waarom krachten afnemen met het kwadraat van de afstand


Afstand en zwaartekracht
Twee objecten met een massa trekken elkaar aan. Dat feit is de zwaartekracht gaan heten. De sterkte van die aantrekkende kracht is volgens de tweede wet van Newton omgekeerd evenredig met het kwadraat van de afstand tussen beide objecten. De volledige formule is gegeven in figuur 1 (klik voor een vergroting). Daar is te lezen hoe zwaartekracht en afstand precies samenhangen. Daar is ook te lezen, maar dit terzijde, dat de zwaartekracht een zeer zwakke kracht is; de constante G is absurd klein, een feit dat al voor veel hoofdbrekens heeft gezorgd. Hoe het ook zij, het specifieke verband tussen kracht en afstand is talloze malen getoetst en geldig gebleken. Opvallend is dat dit verband tussen afstand en kracht niet alleen voor de zwaartekracht opgaat. Een groot aantal andere wetten uit de natuurkunde hebben deze eigenschap ook. De wet van Coulomb die beschrijft hoe elektrisch geladen objecten elkaar aantrekken, is daarvan een sprekend voorbeeld. De vraag ligt nu voor de hand: waarom bestaat deze relatie tussen kracht en afstand?
Een geometrische verklaring
Voor de beantwoording van deze vraag kijken we eerst naar een energiebron. Het maakt niet uit of die energie gezien wordt als een kracht of zelfs als een lichtbron. Al deze interpretaties leiden tot hetzelfde resultaat. In figuur 2 is de rode bol in het midden de energiebron. Deze zendt energie in alle richtingen uit en in elke richting precies evenveel. De energie reist in alle richtingen met dezelfde snelheid en dus zal het na een tijdje zich bevinden precies op de omtrek van de binnenste cirkel. Na nog een tijdje hebben de energie-stralen de buitenste cirkel bereikt. De crux is dat het steeds gaat om dezelfde hoeveelheid energie of licht die over een steeds grotere omtrek verdeeld moet worden. Deze constatering is voldoende om het inverse verband tussen kracht (of energie) en afstand af te leiden.De omtrek van de een cirkel wordt gegeven door O = π r² waarin r uiteraard de straal is. De hoeveelheid energie die de rode bol in het begin heeft kan aangeduid worden met E. Als E verdeeld over de binnenste cirkel zal elk punt van de cirkel dus slechts een deel ervan "ontvangen". De energie per punt op de omtrek volgt dan uit:
- E/O = E/(π r²)
De buitenste cirkel heeft een straal die precies twee keer zo groot is als die van de binnenste cirkel. De omtrek ervan is dus gelijk aan O = π (2r)² = 4π r² . De omtrek van de buitenste cirkel is vier maal zo groot als de omtrek van de binnenste cirkel. Elk punt op de buitenste cirkel ontvangt dus 4 maal minder energie dan elk punt op de binnenste cirkel. En dit terwijl de afstand van de buitenste cirkel slechts 2 maal zo groot is. Als nu de straal n maal zo groot wordt, dan leert dezelfde redenering dat de omtrek n² maal zo groot worden. Dat betekent op zijn beurt dat de energie per punt n² maal zo klein wordt.
Dit is precies de reden waarom er zo vaak een inverse relatie tussen bestaat tussen kracht (energie) en het kwadraat van de afstand waarover het werkt. Wat hier met de redelijk vage term energie is aangeduid kan elke willekeurige krachtbron representeren. Telkens wanneer een constante hoeveelheid van “iets” door de ruimte reist en over een groter oppervlak verdeeld wordt is er sprake van een inverse kwadratisch verband tussen kracht en afstand. Zwaartekracht, althans volgens een aantal gangbare theorieën, wordt overgebracht door deeltjes die gravitonen heten. Deze reizen door de ruimte en het aantal deeltjes blijft constant. De bovenstaande redering geldt dus ook voor de zwaartekracht.