Geschiedenis van de geneeskunde in vogelvlucht
De geneeskunde moet tegenwoordig gebaseerd zijn op bewijs dat wordt verkregen door natuurwetenschappelijke methoden. Behandelingen gebeuren daarom met bewezen therapie in plaats van probeersels wat in vroegere eeuwen wel gebeurde. Maar het leveren van hard bewijs is niet zo eenvoudig, waardoor die methodiek niet altijd op alle aspecten van de geneeskunde past. Overigens is van de oudste cultuurvolken bekend dat genezing vooral te maken had met demonen, kwaadaardige wezens en godheden. Maar uit de geschiedschrijving van de geneeskunde wordt duidelijk dat er later een heel wat serieuzere aanpak heeft plaatsgevonden.
Geneeskunde en basiswetenschappen
Geneeskunde is het vakgebied dat zich richt op de bouw, verrichtingen en eigenschappen van het menselijk lichaam en de invloed die ziektes of afwijkingen hebben op het functioneren van de mens. Dit met het doel de gezondheidstoestand te herstellen alsmede symptomen te verzachten en ziekten en afwijkingen te voorkomen. Basiswetenschappen van de geneeskunde zijn anatomie, biochemie en fysiologie tot de hulpwetenschappen behoren bacteriologie, farmacologie, erfelijkheidsleer, gezondheidsleer, immunologie en pathologie.
Geschiedenis van prehistorie tot heden
Prehistorie
Er bestaan geen schriftelijke bronnen die kunnen bevestigen wanneer de mens zich voor het eerst serieus is gaan bezighouden met de geneeskunde. Over de kennis van de geneeskunde in de prehistorie kan daarom slechts gegist worden naar aanleiding van onderzoek van bodemvondsten zoals schedels. Wel is bekend dat in die tijd al kruiden en planten werden gebruikt als natuurlijke medicijnen.
Oudste cultuurvolken
Over hoe de oudste cultuurvolken over het medische dachten is iets meer bekend. Ziekte en genezing hing voornamelijk af van demonen en andere kwaadaardige wezens of van de godheden. Priesterartsen probeerden het genezingsproces te beïnvloeden met middelen uit de natuur.
Mesopotamië
Bij de Mesopotamiërs waren de magische methoden tamelijk gevarieerd. Zij dachten dat bepaalde ziekten door bepaalde demonen werden veroorzaakt en ook alleen door die demonen konden genezen.
Egyptenaren
De geneeskunde van de Egyptenaren stond al op een hoger plan. Zij schreven op papyrussen medische traktaten met soms verbazende opvattingen.
Vroege China
In het vroege China was het denken over geneeskunde gebaseerd op de twee tegenover elkaar staande principes van Yin en Yang. Voor Yin en Yang werden tegenstellingen als uitgangspunt genomen als dag – nacht, gezondheid – ziekte, regen – droogte, warm – koud en zomer – winter.
Indisch
In de Indische geneeskunde werd al chirurgie bedreven zoals plastische operaties en operaties voor blaasstenen.
Grieken
De Griekse geneeskunde had haar hoogtepunt in Hippocrates. Het geneeskundig denken van Hippocrates was berust op waarneming. Zijn geschriften omvatten anatomie, chirurgie, dieetleer, hygiëne en klinische observaties.
Romeinen
De Romeinse geneeskunde bestond slechts uit een aanvulling van de Griekse met als belangrijkste medische schrijver Galenus met meer dan tweehonderd traktaten.
Na Christus
Vanaf ongeveer honderdvijftig na Christus veronderstelde men eeuwenlang dat ziekten te maken hadden met de onbalans tussen slijm, bloed, zwarte gal en gele gal. De behandelingen tegen ziekten waren er op gebaseerd om die vier elementen weer in balans te krijgen door bijvoorbeeld aderlating, braken of laxatie. Eeuwenlang bestonden geneeskundige handelingen voornamelijk uit die drie acties naast wondbehandeling, botzettingen en primitieve operaties.
Middeleeuwen
In de vroege middeleeuwen was de geneeskundige praktijk in handen van de geestelijken voornamelijk de benedictijnen. Maar vanaf de negende en vooral tiende eeuw namen steeds meer leken de geneeskundige taak van de kloosters over. In de dertiende eeuw werd de geneeskunde als een volwaardige discipline beschouwd aan universiteiten. Talrijke geneeskundigen bleven echter uitgaan van wat ze door ervaring hadden geleerd.
Zestiende eeuw
In de zestiende eeuw schreef Andreas Vesalius een baanbrekend werk over de anatomie dat in 1543 in Basel verscheen. Ook Nederlandse onderzoekers als Ruysch, Van Leeuwenhoek, De Graaf en de Leuvense hoogleraar Verheyen hadden zeer vernieuwende ideeën over de geneeskunde.
Zeventiende en achttiende eeuw
De beschrijving door de Engelsman Harvey in 1628 van de bloedsomloop ondermijnde voorgoed oude systemen. De geneeskunde van de zeventiende en achttiende eeuw kenmerkt zich doordat scheikundigen ziekte en gezondheid interpreteerden met een primitieve chemie en anderen een beroep deden op de mechanica. Er werden nieuwe geneesmiddelen gebruikt zoals kinine. Aan het einde van de achttiende eeuw voltrok zich een definitieve ommezwaai van een natuurfilosofische naar een natuurwetenschappelijke geneeskunde.
Negentiende eeuw
Er werden nieuwe medicamenten ontdekt zoals morfine en strychnine. Ook werden meer ziektebeelden duidelijk omschreven zoals endocarditis, longontsteking, nierziekten en pleuritis. Rudolf Virchow zocht met een formulering in 1858 de oorzaak van ziekte in veranderingen van de cel. Louis Pasteur in Frankrijk en Robert Koch in Duitsland waren de grote ontdekkers van de bacteriologie waarmee de oorzaak van vele besmettelijke en andere infectieziekten werden verklaard en wat leidde tot betere behandelingen. De natuurwetenschappelijke geneeskunde van de negentiende eeuw leidde ook tot de anesthesie en de röntgenologie.
Eerste helft twintigste eeuw
Allerlei ontwikkelingen zetten zich in de twintigste eeuw voort. Ook boekten de hygiëne en de immunologie grote winsten. Kort na de eeuwwisseling werden vitaminen ontdekt die een plaats kregen onder de curatieve en preventieve geneesmiddelen. Verdere nieuwe ontwikkelingen waren de mogelijkheid van het toedienen van bloedtransfusies en het in 1905 vinden van een geneesmiddel tegen syfilis. Hormonen konden voortaan als geneesmiddel worden toegepast en suikerziekte kon met insuline worden bestreden. In 1936 werden de sulfonamiden en in 1942 de antibiotica ontdekt waarmee onder meer tuberculose doeltreffend kon worden bestreden.
Tweede helft twintigste eeuw en heden
Door de voortschrijding van het genetisch onderzoek kon voortaan een aantal erfelijke en aangeboren ziekten in een vroeg stadium worden herkend. Orgaantransplantatie ontwikkelde zich. Nieuwe medicamenten kwamen ter beschikking. Vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw leidde de snelle ontwikkeling van talrijke vaccins ertoe dat diverse infectieziekten amper meer voorkomen. Difterie en kinderverlamming behoren tot het verleden en zelfs pokken zijn uitgeroeid. Organen en hun functioneren kunnen voortaan tot in detail worden weergegeven door CT scan (computertomografie), MRI (magnetische resonantie) en echoscopie.
Erkenning artsen en specialisten
Na het artsexamen dienen Nederlandse huisartsen en specialisten nog een opleiding te volgen om een erkenning te verwerven door de overheid en om ingeschreven te kunnen worden in het Huisarts Register of het register van de Medisch Specialisten Registratie Commissie van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst. In België dienen specialisten na het examen in de genees-, heel- en verloskunde eveneens een speciale opleiding te volgen. Na een advies van de erkenningscommissies van geneesheren-specialisten of van huisartsen kunnen zij door de minister van Volksgezondheid worden erkend.