Pernicieuze anemie door de eeuwen heen
De klinische symptomen van pernicieuze anemie lijken in het beginstadium op andere vormen van bloedarmoede. In een latere fase volgen ernstige neurologische verschijnselen doordat het zenuwstelsel geleidelijk wordt aangetast, met klachten als coördinatiestoornissen, tintelingen in de handen en voeten, depressiviteit, uitputting en geheugenstoornissen. In vervlogen dagen was deze macrocytaire of hyperchrome anemie als gevolg van auto-immuun gastritis altijd dodelijk en werd dus met recht pernicieus 'kwaadaardig' genoemd. Tegenwoordig is de diagnose snel gesteld en de behandeling betrekkelijk eenvoudig met onder andere intramusculaire vitamine B12-injecties. Er is echter veel onderzoek aan voorafgegaan voordat men de zogenaamde 'intrinsic factor' ontdekte, een keerpunt in het onderzoek. Al in 1855 beschreef Thomas Addison deze sluipende aandoening.
Inhoud
Pernicieuze ('kwaadaardige') anemie
Toen de Britse arts en wetenschapper
Thomas Addison (1793-1860) in 1855 een soort bloedarmoede beschreef die na enkele maanden tot de
dood leidde, kon hij niet vermoeden dat hij op het spoor was van een aandoening die te wijten is aan auto-immuun gastritis. Deze
bloedarmoede ontstaat door een vitamine B12-tekort als gevolg van een resorptiestoornis waarbij de
maag een cruciale rol speelt. De aandoening wordt ook wel de ziekte van
Addison-Biermer genoemd. De toevoeging 'pernicieus' had destijds alles te maken met het kwaadaardige karakter ervan.
Thomas Addison
Overigens beschreef Thomas Addison naast vele andere ziekten ook een bijnieraandoening die tegenwoordig zijn naam draagt: de ziekte van Addison. Michael Anton Biermer (1827-1892) was een Duitse internist en later hoogleraar in Zürich. Hij nam het ziektebeeld dat Addison op het spoor was gekomen eveneens onder de loep en noemde de aandoening
pernicieuze anemie. De ziekte kwam doorgaans bij ouderen voor. Door het sluipende, geleidelijke karakter ervan gingen deze mensen vaak pas naar de dokter als de anemie ernstige vormen had aangenomen.
Het verloop van pernicieuze anemie
Patiënten met pernicieuze anemie die zich melden bij de huisarts hebben in het
beginstadium klachten die sterk doen denken aan een 'gewone' anemie. In het algemeen zijn de verschijnselen zeer divers, over het geheel genomen soms ook typisch en ze verergeren na inspanning. Patiënten met pernicieuze anemie zijn vaak de vijftig gepasseerd en hebben soms een icterische (gelige)
huid en slijmvliezen. Ook
angineuze klachten komen voor.
Symptomen
De neurologische symptomen, zoals tintelingen in de handen en voeten, wijzen op de zogenoemde gecombineerde strengziekte, aangezien vitamine B12 ook belangrijk is voor de aanmaak van de
myelineschede van de zenuwen. De klachten van iemand met pernicieuze anemie zijn onder andere:
- Slikstoornissen.
- Zwaar gevoel in de benen.
- Gewichtsverlies.
- Diarree.
- Rode, gladde tong (glossitis) met een branderig gevoel.
- Bleekheid, geelzucht.
- Tintelingen in handen en voeten (parathesieën).
- Psychische stoornissen.
- Pijn in de gewrichten.
- Kouwelijkheid.
- Kortademigheid.
- Versnelde hartslag.
Michael Anton Biermer (1827-1892) /
Bron: uniarchiv.unibe.ch, Wikimedia Commons (Publiek domein)Hyperchrome en macrocytaire erytrocyten
Vitamine B12 is nodig voor zowel de aanmaak van rode bloedcellen (
erytrocyten) als een adequate werking van het zenuwstelsel. Na
bloedonderzoek kwam men erachter dat bij pernicieuze anemie de erytrocyten hyperchroom waren. Ze werden met andere woorden in onvoldoende hoeveelheden gevormd, maar met de aanmaak van
hemoglobine was niets mis. Daardoor bleken de rode bloedcellen overvuld met hemoglobine vandaar het hyperchrome karakter terwijl de
erytrocyten groter waren dan normaal, ofwel macrocytair.
Rauwe lever en pernicieuze anemie
In 1926 ontdekten de Amerikaanse arts en hematoloog George Richards Minot (1885-1950) en zijn landgenoot de medicus
William Murphy (1892-1987) dat patiënten die leden aan pernicieuze anemie opknapten na het eten van grote hoeveelheden lever. Een experiment dat werd uitgevoerd door de Amerikaanse patholoog George Whipple, die rauwe lever gaf aan honden met deze aandoening.
Vtamine B12
De onderzoekers concludeerden dat de
lever een stof bevatte die de vorming van rode bloedcellen stimuleerde. Ze noemden deze stof de
haemopoietic factor (p.a.-factor of leverfactor). In feite betrof het vitamine B12, de lang gezochte antipernicieuze stof die pas in 1948 werd geïdentificeerd en geïsoleerd. Met het consumeren van lever werd de ziekte natuurlijk niet genezen (door gebrek aan de
intrinsic factor), maar de patiënten knapten er wel van op doordat het lichaam het reservevermogen inzake de opnamecapaciteit aansprak.
Bloedbeeldafwijkingen
Later werd het eten van lever vervangen door leverinjecties. In elk geval werd aldus bewerkstelligd dat sinds 1926 pernicieuze anemie niet in alle gevallen meer dodelijk was. In de naoorlogse periode verbeterde het voedingspatroon en kregen de mensen meer
foliumzuur binnen, dat de bloedbeeldafwijkingen als gevolg van een vitamine B12-tekort compenseert. Daardoor hoeft bloedarmoede beslist niet vooraf te gaan aan een gebrek aan
vitamine B12. Vooral rauwkost en verse bladgroenten bevatten veel foliumzuur.
Intrinsic factor
In de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw ging het onderzoek voort. De hematoloog
Castle ontdekte dat patiënten die aan pernicieuze anemie leden in het maagsap een stof misten. Normaal maagsap bevat onder andere zoutzuur, organische zuren, pepsine en nog veel meer stoffen. Castle beschreef dat maagsap een belangrijke factor bevat (intrinsic factor), zoals ook de
voeding (extrinsic factor). Samen zouden deze factoren pernicieuze anemie genezen. Een en ander had rechtstreeks te maken met atrofie van het maagslijmvlies en dat de aanwezigheid van zoutzuur vrijwel zeker ook de aanmaak van de intrinsic factor waarborgde.
Auto-immuunziekte
Inmiddels weet men dat pernicieuze anemie een
auto-immuunziekte is die het maagslijmvlies aantast. Daarbij richt het afweersysteem zich tegen de eigen maagcellen, waardoor het slijmvlies steeds dunner of atrofisch wordt. Door de auto-immuun gastritis raakt de slijmvlieslaag blijvend beschadigd, waarbij minder maagsap wordt aangemaakt en in het kielzog ervan de stof die men intrinsic factor noemt en die cruciaal is voor de resorptie van vitamine B12. De diagnose pernicieuze anemie gaat alleen op als er sprake is van een auto-immuun gastritis, waardoor na verloop van tijd een
tekort aan dit belangrijke vitamine ontstaat.
Extrinsic factor
Tijdens het onderzoek door de jaren heen kwam men erachter dat de extrinsic factor niets anders is dan vitamine B12, geïdentificeerd, geïsoleerd en in 1948 zo genoemd door de biochemicus
Ernest Lester Smith (1904-1992). Dit vitamine bevat kobalt en is al in zeer geringe hoeveelheden werkzaam. Een volwassen persoon heeft er dagelijks ongeveer 1 gamma van nodig, ofwel 25 mg is voldoende voor een heel leven.
Vitamine B12-deficiëntie
Met behulp van de intrinsic factor in het maagsap wordt vitamine B12 in de dunne darm (
ileum) geresorbeerd in het
bloed. Het ontbreken ervan maakt de resorptie praktisch onmogelijk en er ontstaat een vitamine B12-deficiënte anemie. De stof die Castle ontdekte in de lever was dus vitamine B12, zoals ook vlees en eigeel rijk zijn aan
vitamine B12, feitelijk alle producten van dierlijke afkomst. Tegenwoordig is pernicieuze anemie vrij makkelijk te behandelen, onder andere door toediening van
intramusculaire vitamine B12-injecties.
Lees verder