De wetgeving voor dierproeven in Nederland
Een dierproef is onderzoek met een dier waarbij deze ongerief zou kunnen ondervinden. Dierproeven kunnen onder andere gebruikt worden voor geneesmiddelenonderzoek, onderwijs en onderzoek naar ziektes. Jaarlijks worden er ruim 500.000 dieren gebruikt voor onderzoek. Er zijn veel wetten en regels die het onderzoek met proefdieren reguleren. Het is bijvoorbeeld al sinds 1997 in Nederland verboden dieren te gebruiken om cosmetica te testen en elk onderzoeksplan moet een strenge keuring door. Al deze wetgevingen zorgen er voor dat het ongerief bij de proefdieren zo laag mogelijk is.
Inhoud
Wat is een dierproef
Wettelijk gezien is een dierproef onderzoek met gewervelde dieren of bepaalde ongewervelde dieren voor een aantal omschreven doeleinden, waarbij aangenomen moet worden dat dieren daarbij ongerief (kunnen) ondervinden. De verschillende doeleinden zijn:
- Geneesmiddelenonderzoek
- Onderzoek naar de giftigheid van stoffen
- Diagnostiek van ziekten
- De veiligheid van medicijnen, voedingsmiddelproducten testen
- Onderwijs
- Het beantwoorden van wetenschappelijke vragen.
Wanneer er één proefdier wordt gebruikt wordt dit gezien als één dierproef. In 2013 werden er bijvoorbeeld 526.593 dierproeven uitgevoerd, dit betekent dat er 526.593 dieren werden gebruikt voor onderzoek.
Welke dieren worden er gebruikt voor dierproeven?
De meeste dierproeven die worden uitgevoerd, worden uitgevoerd op gewervelde dieren. De muis is het meest gebruikte proefdier (49%), gevolgd door de rat (22%) en de kip (14%). Muizen zijn populair omdat ze sterk overeenkomen met mensen en makkelijk zijn om te fokken. Ratten zijn erg geschikt voor gedragsonderzoek en het testen van de giftigheid van stoffen. De eieren van kippen worden vaak gebruikt om het effect van stoffen tijdens de zwangerschap te bestuderen.
Waarom worden dierproeven uitgevoerd?
In 55% van de dierproeven wordt dit gedaan voor wetenschappelijk onderzoek, om zo nieuwe kennis te vergaren over ziektes en hoe we in elkaar zitten. Zo wordt er bijvoorbeeld gekeken naar hoe bepaalde ziektes ontstaan. 41% van de dierproeven wordt uitgevoerd om geneesmiddelen en producten te testen. Dit is om na te gaan of deze stoffen veilig zijn om te gebruiken. Dit kan zowel voor behandelingen zijn maar ook voor producten die we in het dagelijks leven gebruiken. Al deze producten worden uitgebreid getest om er zeker van te zijn dat we ze veilig kunnen gebruiken. 4% van de dieren wordt gebruikt voor onderwijs om zo bijvoorbeeld artsen praktijkervaring op te laten doen met behandelingen.
Steeds minder dierproeven
In 1978 lag het aantal dierproeven rond de 1,5 miljoen. Sindsdien is het aantal dierproeven sterk gedaald, in 2012 werden er 589.056 dierproeven uitgevoerd, in 2013 was dit nog maar 526.593. In 2013 was 24% van de dierproeven uitgevoerd in Nederland verplicht, dit aantal is moeilijk om te vermijden omdat er vaak wel alternatieven zijn, maar deze wettelijk niet goedgekeurd zijn om als vervanging te dienen.
Waarom worden er steeds minder dierproeven uitgevoerd?
In 1977 is er een wetgeving van kracht gegaan die het gebruik van dieren voor onderzoek moet reguleren. Deze nieuwe wetgeving heeft een grote invloed gehad op het aantal dieren dat wordt gebruik voor onderzoek. Deze wetgeving zorgde ervoor dat:
- Het welzijn van de dieren werd beschermd
- Eisen werden gesteld aan dierproeven
- Alleen deskundige mensen met proefdieren mochten werken
Sinds 2010 zijn er in Europa nieuwe richtlijnen voor proefdieronderzoek, in 2012 is de Nederlandse wet hierop aangepast. Sindsdien zijn dierproeven in Nederland verboden tenzij:
- Er geen geschikte andere methoden zijn die proefdiervrij zijn
- Er een vergunning is
- Het onderzoeksprotocol is goedgekeurd door de Dierexperimentencommissie (DEC)
- De handelingen worden uitgevoerd door iemand die een artikel 12 functionaris is (een opgeleide proefdierverzorgers en biotechnici)
- De uitvoering van het onderzoek wordt geleid door iemand met een artikel 9 (een opgeleide onderzoeker)
- Het welzijn van de dieren wordt gewaarborgd door een artikel 14 functionaris (een opgeleide proefdierdeskundige)
Centrale Commissie Dierproeven
In 2014 zijn de wetten voor dierproeven verder aangescherpt. De manier waarop toestemming wordt gevraagd voor dierproeven is verder verbeterd. Hierbij speelt de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) een grote rol. Dit is een onafhankelijke en onpartijdige commissie waarbij vergunningsaanvragen voor dierproeven worden ingediend. De DEC geeft vervolgens advies aan het CCD, de DEC kijkt of het maatschappelijke belang van de dierproef zwaarder weegt dan het ongerief bij de proefdieren die voor het onderzoek worden gebruikt. De conclusie wordt doorgegeven aan het CCD waarna deze besluit of de vergunning wordt verleend. Deze wetgeving is ingevoerd om er voor te zorgen dat het welzijn van proefdieren zo goed mogelijk wordt gewaarborgd.
De drie V's
Onderzoekers zijn wettelijk verplicht om zich aan de drie V's te houden. Hiermee wordt geprobeerd om er voor te zorgen dat dieren zo min mogelijk last hebben van de proeven maar dat wel de gewenste resultaten worden behaald. De drie V's staan voor:
- Vervanging. Het (gedeeltelijk) vervangen van een dierproef door een andere onderzoeksmethode die geen dieren nodig heeft maar wel tot hetzelfde resultaat zal leiden.
- Verfijning. Hierbij wordt er gezorgd dat het dier zo min mogelijk last ondervindt van de proef. Het proefdier zal geen ingrepen ondergaan die niet noodzakelijk zijn, hij wordt optimaal gehuisvest en krijgt de beste verzorging.
- Vermindering. Kiezen voor de best geschikte onderzoeksopzet en het gebruik van standaardisatie.
Het welzijn van proefdieren
Meestal verblijven proefdieren in een onderzoekscentrum dat er speciaal op is ingericht om proefdieren te houden. Proefdieronderzoek is gebonden aan strenge regels met betrekking tot de huisvesting en verzorging van deze dieren. De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit is de organisatie die er op toeziet dat alle proefdiercentra zich strikt aan deze wetgeving houden. Deze wetten zijn niet alleen voor de bescherming van het proefdier maar wanneer proefdieren goed worden verzorgd worden, zijn de resultaten van het onderzoek ook beter.
Ongerief bij proefdieren
Bij proefdieren wordt er niet alleen gekeken naar pijn, dit is namelijk niet het enige waar proefdieren last van kunnen hebben. Bij proefdieren wordt er gesproken van 'ongerief', dit omvat dus niet alleen pijn maar ook angst, te weinig sociale contacten, stress en ziekte. Onderzoekers zijn verplicht de pijn zo veel mogelijk te bestrijden door bijvoorbeeld:
- Algehele verdoving of pijnbestrijding toe te passen
- Het onderzoek te stoppen als de pijn niet meer dragelijk is
- Het onderzoek zo op te zetten dat er geen ongerief zal optreden
- Het dier te doden als het te veel lijdt
Kooiverrijking
Wanneer proefdieren worden gehouden zijn er strenge eisen aan het verblijf. De minimale grootte van het verblijf, de inrichting en het minimale en maximale aantal dieren aanwezig in een verblijf zijn allemaal aan regels gebonden. Bij veel diersoorten is het beter om meerdere dieren bij elkaar te zetten, wanneer dit mogelijk is, is dit verplicht. Ook de inrichting van de kooi wordt afgestemd op het dier, ze kunnen bijvoorbeeld speeltjes krijgen, een airco, verwarming of muziek.
Voedselverrijking
Hierbij moeten dieren bijvoorbeeld zoeken naar hun voedsel of moeite doen om het voedsel te krijgen. Hierdoor worden dieren gestimuleerd en zal het verblijf minder saai zijn.
Werken met proefdieren
Alleen mensen die op de juiste manier zijn opgeleid mogen met proefdieren werken. Aan deze mensen worden strenge eisen gesteld. Voor elke functie zoals laboratoriummedewerker, onderzoeker, dierverzorger of biotechnicus zijn er speciale eisen en specifieke opleidingen die moeten zijn afgerond. Soms zijn er extra cursussen nodig. Dit is allemaal om er voor te zorgen dat mensen die met proefdieren werken hiervoor geschikt zijn en de dieren niet onnodig zullen lijden.
Het testen van cosmetica
Sinds 1997 is het in Nederland verboden om cosmetica te testen op dieren. Sinds 2004 is dit verbod in heel Europa ingevoerd maar toen was het nog wel verplicht om losse ingrediënten te testen. Sinds 2013 is ook het testen van de losse ingrediënten verboden in heel Europa en is er een handelsverbod ingesteld op cosmetica. De term 'niet op dieren getest', mag alleen nog maar worden gebruikt als het product en de ingrediënten niet op dieren zijn getest, en de fabrikant en leverancier geen dierproeven uitvoeren.
Kijken bij een dierproefcentrum
De Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen, de Vereniging van Universiteiten, en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra hebben een ‘Code Openheid Dierproeven’ opgesteld. Het doel van deze code is om voor meer openheid over dierproeven te zorgen. Een van de manieren hoe instellingen hier aan mee kunnen doen is rondleidingen in een dierproefcentrum te geven. Zo kunt u bijvoorbeeld een rondleiding krijgen in Centraal Dierenlaboratorium Nijmegen (CDL) of het
Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium in Utrecht.