DNA en onderzoek
DNA is een steeds meer voorkomend begrip, maar wat is DNA nou precies? Waar bestaat het uit? De politie kan met DNA een DNA-profiel opstellen, maar hoe doe je dat?
DNA
DNA is een afkorting van Desoxyribo Nucleic Acid. DNA is de chemische stof in elk organisme waar alle erfelijke eigenschappen opstaan. DNA ligt in de kern van iedere cel.
Hoe is DNA opgebouwd?
Een DNA-molecuul is opgebouwd uit twee lange strengen, nucleotiden genoemd. Deze zitten om elkaar heen verstrengeld in een opwaartse spiraal en maken zo een dubbele helix. De twee strengen, de ruggengraat, bestaat uit desoxyribose, wat een soort suiker is, en een fosfaatgroep. De twee strengen met nucleotiden zijn verbonden door baseparen. Daarin kennen we 4 soorten; Adenine, Thymine, Cytosine en Guanine. De vier stikstofbasen worden altijd met de eerste letter aangeduidt. De A past precies tegenover de T en de C precies tegenover de G. Deze liggen altijd tegen elkaar aan, vormen vaste baseparen. De volgorde waarin de nucleotiden liggen en verbonden zijn met elkaar heet sequentie. De volgorde waarin de baseparen in het DNA voorkomen is uniek, deze vormen de code voor de erfelijke eigenschappen.
DNA-profiel
Bij een bepaald persoon kan bijvoorbeeld het stukje TCAT 5 keer herhaald worden. Deze herhalingen noemen we short tandem repeats (STR's). Door de herhalingen te tellen op de beide chromosomen (die van je vader en je moeder) ontstaat er een DNA-kenmerk. Als op het ene chromosoom TCAT 5 keer herhaald wordt, en op de ander 6, schrijven we dit op als 5/6. Een DNA-kenmerk kunnen we maken van alle chromosomen. Al deze kenmerken samen vormen een DNA-profiel.
Omdat de herhalingen en de lengte van de STR's per persoon verschilt maakt het iemand uniek.
Voor het maken van een DNA-profiel in een forensisch onderzoek wordt er gewerkt met 11 tot 15 hypervariabele plekken (plekken met herhaling van hetzelfde stukje), 1 om te bepalen of het DNA van een man of een vrouw is, en met de andere wordt het profiel compleet gemaakt. De kans dat twee personen hetzelfde DNA-profiel hebben is dan 1 op 10 miljard.
Hoe bewerk je DNA voor een DNA-profiel?
Voordat je het DNA kan gebruiken om een DNA-profiel te maken ondergaat het eerst een proces. Eerst wordt bepaald om wat voor materiaal het gaat, is het een haar, of een druppel bloed? Dit is belangrijk omdat het proces van het verkrijgen van het DNA (extractieproces) anders werkt. Het DNA wordt in een oplossing geisoleerd en de cellen worden opengebroken. Zo kan je al het materiaal dat je niet nodig hebt verwijderen. Voordat je het DNA kan analyseren moet het eerst vermeerderd worden. Dit gebeurd met Polymerase Chain Reaction. In deze machine worden de kleine hoeveelheden DNA eerst verwarmd en daarna afgekoeld. Door bepaalde stoffen in het DNA wordt het dan voor het DNA mogelijk zich te vermeerderen. Dit proces moet zich ongeveer 30 keer herhalen voordat er genoeg DNA is voor een onderzoek. Als dit gebeurd is worden de DNA-fragmenten gescheiden op lengte. De fragmenten worden geinjecteerd in een capillair (een dun buisje) waar vervolgens hoge spanning opgezet wordt. DNA is negatief geladen en zal dus naar de positief geladen pool trekken. Als het DNA-fragment erg kort is zal het makkelijk door het capillair bewegen. Dit maakt dat er een profiel onstaat van pieken, kort en lang, dat voor iedereen uniek is.
DNA veiligstellen na een misdrijf
Na een gepleegd misdrijf wordt er onderzoek gedaan op de plaats delict. Dit wordt gedaan door de Forensische Opsporing (vroeger Technische Recherche). In complexe misdrijven krijgen zij hulp van externe partners zoals het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Hun taak is het vinden van sporen en het veiligstellen daarvan. Er zijn een aantal soorten sporen waarmee een dader gevonden kan worden. Op achtergelaten voorwerpen kunnen vingerafdrukken zitten, deze kunnen veiliggesteld worden door middel van argentoraatpoeder, dit bestaat uit hele kleine stukjes aluminium die aan het vet van de vingerafdrukken blijft zitten.
Ook kan er op een plaats delict DNA gevonden worden, in veel verschillende vormen. Een dader kan zichzelf verwonden tijdens een overval of een moord en zo bloed achterlaten op de plaats delict. Na een worsteling kunnen er haren achterblijven en er kunnen zelfs losse cellen gevonden worden op de nek van het slachtoffer als deze gewurgd is. Bij zedenmisdrijven blijft er vaak sperma achter, ook hier is DNA in te vinden. Het lastige met het oplossen van zedenmisdrijven door middel van dat DNA is alleen dat het slachtoffer direct naar de politie zou moeten gaan om een monster af te laten nemen, anders gaat het DNA verloren.
Na het verzamelen en veiligstellen van het DNA wordt er onderzoek gedaan. Er wordt een DNA profiel opgemaakt op de wijze die hierboven beschreven staat. Op het moment dat men een verdachte vindt van het misdrijf kan het DNA van de plaats delict vergeleken worden met dat van de verdachte.