Kwantitatief onderzoek
Bij kwantitatief onderzoek verzamelt de onderzoeker cijfermatige of numerieke gegevens. Er zijn verschillende kwantitatieve onderzoeksmethoden; surveyonderzoek, secundaire analyse, experimenteel onderzoek, solomon four group design en montitoring. De kwantitatieve onderzoeksmethoden worden besproken in dit artikel. Daarnaast relevante begrippen, zoals populatie, steekproef, interne validiteit en randomisatie.
Kwantitatief onderzoek
Bij kwantitatief onderzoek verzamelt de onderzoeker cijfermatige gegevens. Kwantitatieve analysemethoden worden veel gebruikt in surveyonderzoek, bij secundaire analyses, in experimenten en als onderdeel van monitoring. Behalve op de voorwaarden voor het gebruik van de behandelde methoden wordt ingegaan op de omstandigheden die van invloed zijn voor een bepaald onderzoekstype.
Surveyonderzoek
Surveyonderzoek (enquête-onderzoek of vragenlijstonderzoek) is een gestructureerde dataverzamelingsmethode. Het nadeel is dat het “waarom” van de antwoorden onbekend blijft.
Deelnemen aan een survey
Allereerst heb je een domein (populatie) nodig. Je kunt een deel van de populatie benaderen. Dat wordt “steekproef” genoemd: een al dan niet willekeurige selectie uit de populatie. Personen die deelnemen aan vragenlijstenonderzoek worden “respondenten” genoemd.
Surveytypen
Er is een aantal typen surveyonderzoek te onderscheiden (het gaat in alle gevallen om het afnemen van een vragenlijst)
- Schriftelijke (post)enquête
- Telefonische enquête
- Face-to-face (persoonlijke) enquêtes
- Internetenquêtes
- Panelenquête
Representatieve steekproef
Als een steekproef aselect s getrokken en de groep lijkt in alle kenmerken op de groep waarover je een uitspraak wilt doen, dan is het een representatieve steekproef. Een representatieve steekproef mag men realiseren: de conclusies “uitvergroten”: geldig maken voor de populatie.
Secundaire analyse
Secundaire analyse is het doen van onderzoek met behulp van bestaande datasets met kwantitatieve gegevens die al door andere onderzoekers zijn verzameld. Je gebruikt de dataset nog een keer, maar nu om een nieuwe vraag te beantwoorden. Dit wordt ook wel “kwantitatief bureauonderzoek” genoemd. Argumenten:
- Tijdwinst
- Financiële voordelen
- Beschikbaarheid van de data
- Bruikbaarheid
Meta-analyse
Meta-analyse is heranalyse van een groot aantal bestanden/teksten. Bij meta-analyse verzamel je hele databestanden om die met elkaar te vergelijken. Meta-analyse is zeer diepgaand en uitgebreid.
Experimenteel onderzoek
Bij experimenteel onderzoek verzamel je gegevens van proefpersonen in een gecontroleerde situatie, om zodoende een hypothese te toetsen.
Causaal verband
Bij het doen van experimenten is er altijd een “effectmeting”: dat wordt “causaal verband” genoemd. Vaak wordt de onderzoekssituatie speciaal voor het experiment gemaakt. Een zuiver experiment is een experiment dat vrij is van invloeden van buitenaf.
Interne validiteit
Interne validiteit is de mate waarin de juiste conclusies kunnen worden getrokken.
Randomisatie
Bij een experiment is de samenstelling van de groep proefpersonen van groot belang. De proefpersonen moeten een aantal kenmerken gemeen hebben. Dat wordt “randomisatie” genoemd.
Controlegroep
De interne validiteit kan worden aangetast door storende factoren. Het instellen van een controlegroep kan een oplossing zijn. Soms kan er namelijk een placebo-effect optreden. Om een placebo-effect uit te sluiten, worden proefpersonen willekeurig aan de experimentele en controlegroep toegewezen.
Dubbelblind
Als een experiment “dubbelblind” wordt uitgevoerd, hebben zowel de arts als de proefpersonen geen weet van de onderzoeksgroep waar zij inzitten.
Typen experimenteel onderzoek
Men kan verschillende typen experimenteel onderzoek opzetten:
- Aan het begin van het experiment een “nulmeting” of “voormeting” verrichten
- “Nameting” na afloop van het experiment
- Alleen een nameting door gebruik te maken van controlegroep
- Quasi-experiment: je gebruikt een bestaande situatie om een experiment uit te voeren (komt vaak voor bij praktijkonderzoek)
Het is niet altijd mogelijk om een controlegroep aan te stellen en niet altijd nodig. Het is niet altijd ethisch verantwoord. Er kan ook een “testeffect” optreden: proefpersonen reageren anders, omdat ze weten dat ze aan een onderzoek meedoen.
Er is een speciaal type experiment bedacht, het
Solomon four group design, dat bepaalde testeffecten filtert. Naast de experimentele groep worden drie controlegroepen samengesteld.
Kenmerken experimenteel onderzoek
- Er wordt een causaal verband onderzoek: X -> Y
- X is de onafhankelijke of oorzaakvariabele, Y is de afhankelijke of gevolgvariabele
- De oorzaakvariabele gaat in tijd aan de gevolgvariabele vooraf
- Er worden hypothesen over de uitkomst opgesteld
- Onder zo zuiver mogelijke omstandigheden (vrij van invloeden van buitenaf) wordt een groep blootgesteld aan een experimentele variabele (oorzaak)
- Deze groep personen is op een aantal kenmerken gelijk van samenstelling
- Toekenning van de proefpersonen aan de experimentele en de controlegroep gebeurt op basis van toeval: randomisatie
Monitoring
Bij monitoring worden gegevens verzameld om de ontwikkelingen op een bepaald terrein te kunnen volgen. Twee voorwaarden voor monitoring zijn de factor tijd (longitudinaal onderzoek, de gegevens van onderzoek op verschillende tijdstippen worden vergeleken) en b) dezelfde meetinstrumenten worden ingezet. Het onderzoek wordt ‘herhaald”, dit vergroot de betrouwbaarheid.