Kwantitatieve analyse: kwantitatieve gegevens verwerken
De fase van kwantitatieve analyse komt aan de orde als de dataverzameling is afgerond. Het gaat over het verwerken van kwalitatieve gegevens. Bij kwalitatieve analyse wordt er vaak gebruikgemaakt van speciale softwareprogramma's, zoals SPSS. In dit artikel worden begrippen besproken die bij kwalitatieve analyse worden gebruikt.
Variabelen
Een variabele is een eigenschap van een object. We onderscheiden twee soorten:
- onafhankelijke variabelen: ligt vast, maar veroorzaakt een verandering
- Afhankelijke variabele: verandert onder invloed van de onafhankelijke variabele
Categorieën
In het kader van "variabelen" komt ook de term "categorie" aan de orde. Een variabele heeft categorieën, dat zijn alle waarden die een variabele aan kan nemen. Zo wordt de leeftijd genoteerd in jaren.
Dichotoom
Een dichotoom kenmerk bestaat uit twee waarden. Dichotome variabelen worden “dummy’s genoemd als men meerdere antwoorden kan selecteren.
Meetniveau variabele
Hoog en laag meetniveau
Het meetniveau geeft aan in welke mate de waarden die aan de categorieën zijn toegekend, kunnen worden gebruikt om ermee te rekenen. De laagste meetniveaus zijn ordinaal en nominaal. Interval- en ratiovariabelen hebben een hoog meetniveau. Voorbeelden van ratiovariabelen zijn aantal arbeidsuren, inkomen in euro’s, leeftijd in aantal jaren. Variabelen op dit niveau zijn numeriek: met de waarden kan daadwerkelijk gerekend worden.
Nominaal
Variabelen met een nominaal meetniveau zijn opgebouwd uit enkele losse categorieën. Tussen twee categorieën komt geen waarde voor; deze variabelen worden “discreet” genoemd. Er kan niet mee worden gerekend. Voorbeelden zijn politieke voorkeur: PvdA, CDA, VVD etc.
Ordinaal
Ook met variabelen op ordinaal meetniveau kan niet worden gerekend. Variabelen op ordinaal meetniveau bevatten bepaalde een rangorde. Voorbeelden: opleidingsniveau, mening over bepaalde onderwerpen.
Likertschaal
Bij een likertschaal wordt er een interval meetniveau toegekend aan variabelen die oorspronkelijk op ordinaal niveau zijn gemeten.
Hypothesen formuleren
Definitie hypothese
Een hypothese is en toetsbare veronderstelling over de uitkomst van een onderzoek. Significantie houdt in dat het resultaat niet toevallig is, oftewel "betekenisvol".
Nulhypothese en alternatieve hypothese
Hypothesen worden meestal opgesteld in twee delen, namelijk een nulhypothese: de basisveronderstelling, die gehandhaafd blijft als er onvoldoende bewijs is voor het alternatief. Gen samenhang, geen verband, is het uitgangspunt van deze hypothese. Een alternatieve hypothese is een hypothese die wel een verband, verschil of effect veronderstelt.
Univariate analyses
Een univariate analyse is een analyse van één variabele tegelijk. Men kan op veel manieren univariate beschrijvingen maken:
- Frequentieverdeling
- Grafieken van 1 variabele
- Cirkeldiagram, staafdiagram, histogram, lijngrafiek, boxdiagram
- Kengetallen: geeft samenvatting van een kenmerk door 1 bepaalde eigenschap (centrum – en spreidingsmaten zin kengetallen). Centrummaten: modus, mediaan en gemiddelde, gewogen gemiddelde. Spreidingsmaten: variatiebreedte, variatie en standaardafwijking.
Kwaliteit van de analyses
Het testen van de betrouwbaarheid en validiteit vormt een belangrijke controle op de kwaliteit van de resultaten. De betrouwbaarheid kan in SPSS gemeten worden door middel van de betrouwbaarheidsanalyse. Validiteit is nagaan of de begrippen meten wat je wilt meten (constructvaliditeit) , of je de resultaten van de analyse mag generaliseren (externe validiteit oftewel populatievaliditeit).