Strafrecht: Leerstuk voorwaardelijk opzet, uitleg en casus
Voorwaardelijk opzet is opzet met mogelijkheidsbewustzijn. De term stamt uit het Strafrecht en is ontwikkeld naar aanleiding van een aantal strafzaken waarin de zuivere opzet of noodzakelijkheidsopzet ontbrak. Hierdoor was slechts vervolging op basis van 'schuld' mogelijk, hetgeen tot lagere straffen zou leiden. Na veel maatschappelijke kritiek accepteerde de Hoge Raad in het arrest 'Hoornse Taart' de leer van het voorwaardelijk opzet.
Strafrecht leerstuk: Voorwaardelijk opzet
In feite is er niets voorwaardelijks aan het opzet. De dader is zich bewust van de mogelijkheid van een bepaald gevolg dat hij veroorzaakt, maar neemt hier de gevolgen op de koop toe. Dit is een verschil met de leer van 'bewuste schuld', waar de dader zich eveneens bewust is van de mogelijkheid van een bepaald gevolg, maar de gevolgen
niet op de koop toe neemt. Bij voorwaardelijk opzet heeft de dader de kans om de gevolgen teniet te doen, maar besluit hier vanaf te zien omwille van zijn daad.
Voorwaardelijk opzet is de ondergrens van opzet. De rangorde is als volgt:
- Zuiver opzet: het gevolg is een daadwerkelijk doel.
- Noodzakelijkheidsbewustzijn: weten dat een gevolg intreedt, maar de kans toch op de koop toenemen.
- Waarschijnlijkheidsbewustzijn: het is waarschijnlijk dat een bepaald gevolg intreedt, hiermee het risico op de koop toenemen.
- Mogelijkheidsbewustzijn/voorwaardelijk opzet
Om vervolgens te beoordelen of er sprake is van voorwaardelijk opzet hanteert de Hoge Raad twee vereisten:
- Mogelijkheidsbewustzijn: de dader wist of had moeten weten wat de gevolgen waren, hij was op de hoogte van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zou intreden (weten)
- De dader aanvaardde bewust die kans en wilde zijn gedrag uitvoeren (willen)
Concretisering van voorwaardelijk opzet binnen het strafrecht
Het leerstuk van voorwaardelijk opzet is in verschillende situaties en delicten mogelijk toepasbaar. De feiten en omstandigheden (denk aan de ernst van het delict, schulduitsluitingsgronden, rechtvaardigingsgronden enzovoorts) bepalen of een concreet feit als voorwaardelijk opzet bestempeld kan worden. De titel voorwaardelijk opzet leidt het feit dan richting de opzet. Maatschappelijke opvattingen over de ernst van een bepaald delict of de concrete feiten bepalen ook de toepassing van het voorwaardelijk opzet.
Het leerstuk van het voorwaardelijk opzet is vrij oud (Hoornse Taart Arrest uit 1911) en is sindsdien ook (door maatschappelijke omstandigheden) enigszins gewijzigd (HIV-Arrest).
Arrest Hoornse Taart: acceptatie van het leerstuk voorwaardelijk opzet
De feiten waren als volgt:
Een man uit Haarlem stopt een dodelijke hoeveelheid rattenkruit in een taart die hij naar een man in Amsterdam opstuurt. De vrouw van de man en hun dienstmeisje eten de taart vervolgens op, de man waarvoor de taart eigenlijk bedoeld was, niet.
De vrouw overleed en het dienstmeisje werd ernstig ziek. De man werd vervolgd voor moord, maar stelde dat het oogmerk om de vrouw te doden ontbrak en daardoor niet aan het opzetvereiste is voldaan.
De rechtsvraag hier luidde:
Kan de verdachte in casu veroordeeld worden voor moord, of ontbreekt opzet?
De Hoge Raad oordeelde hier als volgt over:
De man had een oogmerk om een andere man te vermoorden en wist dat het eten van de vergiftigde tot ieders dood zou leiden. Het originele plan omvat dus ook de kans dat een ander kon overlijden als hij van deze taart zou eten. De verdachte heeft deze kans aanvaard en dus is er hier sprake van opzet.
De rechtsregel die hier uit af te leiden valt is als volgt:
Indien iemand bij de uitvoering van zijn misdrijf niet het oogmerk heeft andere personen te raken, maar de kans wel is aanvaard, is er sprake van voorwaardelijk opzet en is er derhalve aan het bestanddeel ‘opzet’ voldaan.
Lees verder