Strafrecht: Garantenstellung, uitleg en praktijk
Garantenstellung is een kernbegrip uit het recht, omvattende dat er een grotere verantwoordelijkheid is voor een persoon met een bijzondere eigenschap, dan een persoon zonder deze eigenschap. De Garantenstellung bepaalt de mogelijke afwezigheid van schuld en is daarom van belang in het strafrecht bij zowel rechtvaardigingsgronden als schulduitsluitingsgronden en in het civiele recht bij de onrechtmatige daad.
Strafrecht: Garantenstellung
De Garantenstellung ziet toe op de concrete omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. Van belang is bijvoorbeeld bij noodweer(exces) of de verdachte gelet op zaken als opleiding, certificaat enzovoorts zo redelijkerwijs had kunnen halen.
Bij een beroep op bijvoorbeeld putatief (verkeerde veronderstelling noodweer) noodweer zal de rechtbank moeten bekijken of een andere persoon, met een gelijke ervaring of opleiding als de verdachte, eveneens in de veronderstelling zou hebben verkeerd dat hij werd aangevallen.
Die bijzondere eigenschap doelt op de specifieke kennis of fysieke kwaliteiten die een persoon heeft opgedaan. Deze eigenschappen brengen automatisch een grote verantwoordelijkheid voor de bezitter met zich mee. De persoon wordt geacht een grote zorg te betrachten bij gevaarlijke situaties.
Toepassing van Garantenstellung
Op grond van deze Garantenstellung kunnen aan bepaalde mensen op grond van hun beroep, opleiding en training andere eisen worden gesteld dan aan de normale burger. Van bijvoorbeeld een politie-agent kan worden gevergd dat hij in gevaarlijke situaties meer dan een gewone burger zelfbeheersing en tactisch inzicht heeft en in het geval van een confrontatie met een verdachte niet naar zijn dienstwapen zal grijpen tenzij de situatie dit expliciet vereist. Er mag van hem verwacht worden dat hij in staat blijft redelijke beslissingen te nemen.
Andere toepassingen van Garantenstellung binnen het strafrecht
Naast de toepassing bij het geschreven recht, speelt deze verantwoordelijkheid ook nog een rol bij de toepassing van strafrechtelijke rechtsbeginselen als proportionaliteit en subsidiariteit bij het vaststellen van mogelijke schuld. Men moet dus altijd voor de minst belastende optie kiezen en deze moet te rechtvaardigen zijn in het licht van de gevaarlijke situatie.
Andersom worden er minder eisen gesteld aan iemand die beschikt over mindere kwaliteiten dan een gemiddeld persoon (denk aan verminderd ontoerekeningsvatbaar). Men zal kritisch kijken naar de vaardigheid van de persoon en dit wordt niet zeer snel aangenomen door de rechter. Men kan immers beweren over mindere kwaliteiten te beschikken en dit ook daadwerkelijk geloven, maar dit moet objectief vastgesteld worden.
Als laatste kan er ook nog een verschil in Garantenstellung zitten tussen op het eerste gezicht 'gelijke' personen. Bij bijvoorbeeld twee militairen wordt onderling gekeken naar het verschil in ervaring en rang waaruit een zwaardere of lichtere Garantenstellung voor beide militairen volgt.
De gevolgen van het falen van de Garantenstelling verschillen. Wanneer iemand met een specifieke kwaliteit niet subsidiair handelt, dat wil zeggen met het minst ingrijpende middel, handelt of niet de zorg in acht neemt die van hem verwacht mag worden dan is die persoon aansprakelijk ook in situaties waarin iemand die deze specifieke kwaliteit niet heeft niet aansprakelijk zou zijn. Wanneer iemand echter niet proportioneel handelt, wordt gekeken naar de omstandigheden van de situatie en volgt aansprakelijkheid over het algemeen minder snel.
De aanname van de Garantenstellung: Verpleegster arrest
HR 19 februari 1963, NJ 1963, 512
De feiten zijn als volgt:
Een verpleegster geeft een andere verpleegster tijdens de operatie een flesje met de verkeerde vloeistof. Dit incident voltrok zich in de normale uitvoering van haar beroep. De spuit werd vervolgens gevuld en aan de chirurg gegeven, die erop mocht vertrouwen dat de verpleegster wist welke vloeistof geschikt was. De patiënte overlijdt na het inspuiten van de verkeerde vloeistof en de verpleegster die het flesje aangaf wordt vervolgd voor dood door schuld.
De rechtsvraag is als volgt:
Is er in casu sprake van dood door schuld?
De Hoge Raad oordeelt vervolgens:
Gelet op ten eerste de opleiding van de verpleegster, ten tweede, de aard van de werkzaamheden en als laatste het vertrouwen in de goede uitvoering van haar werk, kan gesteld worden dat zij aanmerkelijk tekort is geschoten in de op haar rustende plicht van nodige oplettendheid. De Hoge Raad stelt dat er vanwege de gebrekkige handelswijze (grove onoplettendheid) sprake is van schuld in de zin van art. 307 Sr. De Hoge Raad verwerpt vervolgens het cassatieberoep.
De rechtsregel luidt:
Op sommige mensen berust een bijzondere zorgplicht vanwege bijvoorbeeld een beroep: Garantenstellung
Lees verder