Kinderbeschermingsmaatregel volgens de Nederlandse wet
Jongerenwerkers zijn niet of weinig thuis in de Nederlandse wetgeving. Natuurlijk hoef je ook niet alles te weten maar sommige zaken zijn wel belangrijk om te weten. Kan een minderjarige bijvoorbeeld zomaar op straat gezet worden? Als jeugdwerker is het goed om in alle situaties de wetgeving in acht te nemen. Door meer kennis van de wetgeving kun je beter voor de jongere opkomen en zodoende goede hulp aanbieden. De kinderbeschermingsmaatregel is een wet die de jongerenwerker een duidelijke richtlijn kan geven wanneer er sprake is van een uithuisplaatsing van een kind.
Wat moet je weten over de kinderbeschermingsmaatregel bij een uithuisplaatsing in pleeggezin
Als een minderjarige jongere uit huis is geplaatst heeft hij of zij extra aandacht nodig. Soms kan een web van onbekende maatregelen de jongerenwerker ervan weerhouden om contact met de jongere te krijgen. We kijken eens wat die maatregelen zijn. Vervolgens kijken we wat de rechten zijn van de jongere en de jongerenwerker. Allereerst is het van belang dat je weet welke maatregelen zijn getroffen en waarom. In de meeste gevallen heb je te maken met een kinderbeschermingsmaatregel en
jeugdzorg. Vraag ouders of verzorgers hoe het traject tot uithuisplaatsing is verlopen en wie de contactpersoon is. Je krijgt met verschillende wettelijke voorschriften en begrippen te maken. Het is goed dat je daar op bent voorbereid. Hieronder een kort overzicht.
Vallen Kinderbeschermingsmaatregelen onder het privaatrecht of onder het publiekrecht?
Publiek recht regelt de verhoudingen tussen overheid en burgers, privaatrecht houdt zich bezig met de relaties tussen burgers onderling. Kinderbeschermingsmaatregelen hebben betrekking op de relatie tussen kind en ouders - burgers onderling dus privaatrecht. Binnen deze relatie gelden rechten en plichten. De rechtsregels die aangeven wat gedaan kan worden als de rechten en plichten niet nagekomen worden, behoren tot het privaat- of burgerlijk recht. Het personen- en familierecht (over ouders, kinderen, partners, etc.) zijn onderdeel van dit burgerrecht en vinden we beschreven in het Burgerlijk Wetboek (boek 1, titel 13 e.v.). Kinderbeschermingsmaatregelen treffen we daar onder aan.
- O.t.s. (Onder Toezicht Stelling): Art 1:254-265 BW
- (Gedwongen) ontheffing en ontzetting: Art 1:266-278 BW
- Crisismaatregelen: Art 1:255 BW, art 1:271-271 BW
- Informatierecht: Art 1:377b en c BW
- Omgangsrecht: Art 1:377a BW
Is er bij uithuisplaatsing altijd sprake van een Kinderbeschermingsmaatregel?
Nee, er zijn verschillende mogelijkheden voor een uithuisplaatsing op vrijwillige basis.
- Een netwerkplaatsing is geheel vrijwillig en vindt plaats binnen het eigen sociale (Zie daarvoor ook p. 156 van het boek) circuit van familie of vrienden. Als de gezagsdrager en hulpverlener het met elkaar eens zijn gaat dit buiten de kinderrechter om.
- Via Bureau jeugdzorg, afdeling gezinsvoogdij kan ook een uithuisplaatsing plaats vinden op vrijwillige basis. Dat gaat dan ook buiten de kinderrechter om. Hier zal de gezinsvoogd contacten onderhouden naar het kind, ouders, en pleeggezin.
- Wanneer op vrijwillige basis niet toereikend is kan er bij de kinderrechter, de zogenaamde machtiging tot uithuisplaatsing (MUP) aangevraagd worden.Dan zal er ook een raadsonderzoek plaatsvinden in het gezin.
Opvang kan dan bij voorkeur geboden worden in een pleeggezin.Wanneer dat niet mogelijk is bestaat er de mogelijkheid van plaatsing in een residentiële voorziening voor jeugdhulpverlening of een justitiële jeugdinrichting.
(artikel 1: 261 BW)
Kan de overheid misbruik maken van de wetsartikelen die beschreven zijn onder het thema ‘kinderbeschermingsmaatregelen’?
Wat verstaan we onder misbruik? Het tegen de wil van de ouders in een minderjarige uit huis plaatsen of ondanks het diverse malen aan de bel trekken van ouders en / of omgeving nalaten van gedegen onderzoek en het kind in een onveilige situatie laten? Van beide mogelijkheden ben ik uitgegaan.
- Art. 1 : 254 BW: De rechter kan, ook al ziet de ouder het niet meer zitten met het kind en heeft deze al gebruik gemaakt van andere middelen, weigeren om een o.t.s. uit te spreken. De rechter is bij machte om tegen de ouder te zeggen dat deze meer van de vrijwillige vorm van hulpverlening gebruik dient te maken, voordat er een uitspraak o.t.s. plaatsvindt. Bij zo’n uitspraak bestaat de kans dat een minderjarige langer in een bedreigde situatie blijft dan nodig.
- Art. 1: 258-259 BW: Wordt aangegeven dat voor de uitvoering van haar taak de gezinsvoogd schriftelijke aanwijzingen kan geven. Deze aanwijzingen zijn gericht tot de met gezag belaste ouder. Deze moet de aanwijzingen opvolgen. De ouder of minderjarige kan de kinderrechter vragen om de aanwijzingen geheel of gedeeltelijk te laten vervallen. Hoewel de gezinsvoogd betrekking heeft op een gezinsvoogdijinstelling, welke tot particuliere instanties behoort en dus niet tot de overheid, hebben de wetsartikelen wel betrekking op deze instellingen en dus overheid. Bovendien komt de ouder of de minderjarige bij de aanvraag aan de kinderrechter ook op deze wijze wel weer met de overheid in aanraking. Als de kinderrechter de aanvraag niet honoreert, kan de ouder of minderjarige niet in hoger beroep. Op dit punt kan de overheid misbruik gaan maken van de wetsartikelen. De ouder of minderjarige staat voor het blok, zij dienen de aanwijzingen op te volgen.
- Art. 1: 261 lid 1en 2 BW: De kinderrechter kan verzoek van bureau jeugdzorg (afdeling gezinsvoogdij) tot uithuisplaatsing van dag en nacht honoreren of plaatsing in een gesloten inrichting, zonder overleg en buiten de wil om van de ouder die het gezag heeft kunnen deze zaken plaatsvinden.
- Art. 1 : 262-263b BW: Wat mij bij deze artikelen opvalt is de ‘macht’ van Bureau jeugdzorg (afdeling gezinsvoogdij). Bijvoorbeeld Art. 1: 263a BW: de gezinsvoogdij-instelling kan de contacten tussen de met het gezag belaste ouder en het kind beperken.
- Art.1: 377b BW: In dit artikel wordt aangegeven dat de rechter ‘ambtshalve’ kan bepalen dat de met het gezag belaste ouder geen informatie verstrekt aan de niet met het gezag belaste ouder. Hoewel hij dit zal doen omdat het belang van het kind dit vereist, heeft niemand op dit punt inspraak. Hij/Zij, de rechter, kan deze beslissing nemen, puur en alleen vanuit zijn ambt. Hier zou de rechter dus misbruik kunnen maken van zijn ambt.
In welke voorzieningen kan een jeugdige met een kinderbeschermingsmaatregel opgenomen worden?
- Pleeggezin: Als het enigszins kan, is het beste voor een kind om in een pleeggezin geplaatst te worden.
- Residentiële Inrichting: Aangezien er weinig pleeggezinnen zijn, komen veel kinderen terecht in een 24-uurs-thuisplaatsing en worden de kinderen opgenomen in een residentiële inrichting. Ook wel een tehuis genoemd.
- Justitiële Inrichting: Aangezien deze residentiële inrichtingen steeds vaker geen ruimte meer hebben, komt het regelmatig voor dat jongeren (vanaf 12 jaar) in een justitiële inrichting terecht komen. Dit betekent dat het kind geplaatst wordt bij jongeren die veroordeeld zijn, vaak voor crimineel gedrag. Dit is een maatregel die noodgedwongen genomen wordt, omdat er niets anders voor handen is. Kinderen jonger dan 12 jaar, worden hier vaak niet geplaatst.
Hoe zit het in deze voorziening met de geestelijke verzorging van de minderjarige?
Bij het verlenen en tenuitvoering leggen van de machtiging letten de kinderrechter en gezinsvoogdij-instelling op de godsdienstige gezindheid en de levensovertuiging van de minderjarige en van het gezin waartoe de minderjarige behoort. Staat nu in art. 15 van de wet op de jeugdzorg.
- Residentiële inrichting: Volgens artikel 15 Wet op de Jeugdzorg: In geval van een residentiële hulpverlening, moeten kinderen in staat gesteld worden om geestelijke begeleiding te blijven ontvangen.
- Justitiële Inrichting: In geval van justitiële inrichting moet de directeur er zorg voor dragen dat er voldoende geestelijke begeleiding is die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van het kind. Het kind mag deze contacten onderhouden en eventueel diensten en dergelijke bezoeken.
- Pleeggezin: In geval van een pleeggezin wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de godsdienstige achtergrond van het kind. Art. 15 van de wet op de Jeugdzorg.
Mag de opgenomen minderjarige bezoek ontvangen?
Ja. Dat mag.
- Voorziening van residentiële hulpverlening’: In Art. 15 van ‘Besluit kwaliteitsregels jeugdhulpverlening’ staat beschreven dat ‘jeugdigen in de gelegenheid gesteld moeten worden geestelijke verzorging te ontvangen en persoonlijk contact met een geestelijke verzorger te onderhouden’.
- Inrichtingen voor justitiële kinderbescherming’: Art. 46 van ‘Beginselenwet justitiële jeugdinrichting’ staat in lid 3b beschreven dat ‘ de jeugdige heeft het recht contact te onderhouden met andere dan de onder a genoemde geestelijke verzorgers volgens art. 43 (= gewone bezoekregeling)’. Bij lid 3a wordt gesproken over de geestelijke verzorger die aan de inrichting is verbonden.
De jeugdige kan en mag met de jongerenwerker contact houden, echter via de gewone bezoekregeling.