Reactie- en verbrandingswarmte - theorie en berekening

Reactie- en verbrandingswarmte - theorie en berekeningAls aardgas (CH4) verbrandt vormt het koolstofdioxide en waterdamp. De verbranding van aardgas is een reactie die dagelijks wordt waargenomen bij het koken met een gasfornuis. Bij deze reactie komt, naast de gevormde stoffen, warmte vrij, en die warmte kan prima gebruikt worden om een pan mee te verhitten zodat de inhoud kan bakken, braden of koken. Maar wat houdt die warmte in? Valt deze te berekenen, en zijn er ook nog andere reacties waarbij warmte vrijkomt, of waarbij energie juist moet worden geïnvesteerd?

Reactiewarmte

Bij reacties die zich voltrekken is een bepaalde hoeveelheid energie betrokken. Deze hoeveelheid energie wordt doorgaans de reactiewarmte genoemd (officieel de reactie-energie), omdat vrijwel alle energie betrokken bij de reactie uit warmte bestaat. De reactiewarmte is een simpele formule die enkel berust op de vormingswarmten van de stoffen die betrokken zijn in de reactie. Deze warmte wordt meestal gegeven. Het symbool voor de reactiewarmte is ΔΕ en de eenheid is in joule, oftewel J. De formule voor de reactiewarmte is hieronder weergegeven.

ΔΕ = VWrp - VWbp
ΔΕ in J
VWrp = som van de vormingswarmte van de reactieproducten
VWbp = som van de vormingswarmte van de beginproducten
ΔΕ kan zowel positief als negatief zijn. Dit is karakteristiek voor de reactie en geeft aan of deze exotherm of endotherm
is.

ΔΕ < 0ExothermReactie verloopt vanzelf
ΔΕ > 0EndothermReactie verloopt niet vanzelf
Voorbeeld 1: Elementair ijzer uit ijzererts
IJzererts reageert met koolstofmonoxide in hoogovens zodat er elementair ijzer en koolstofdioxide wordt gevormd. Geef de reactievergelijking en de reactiewarmte van dit proces.

Na het opstellen van de reactievergelijkingen moeten de vormingswarmten van de betrokken stoffen worden vermenigvuldigd met de hoeveelheid mol waarin ze voorkomen in de reactie, omdat de vormingswarmten zijn gegeven in joule per mol.

Fe2O3 + 3 CO → 2 Fe + 3 CO2
Vormingswarmte Fe2O3: - 8,24 * 10^5 * 1 = - 8,24 * 10^-5 J
Vormingswarmte CO: - 1,105 * 10^5 * 3 = - 3,315 * 10^-5 J
Vormingswarmte Fe: 0 * 2 = 0 J (elementaire stoffen hebben per definitie geen vormingswarmte)
Vormingswarmte CO2: - 3,935 * 10^5 * 3 = - 11,805 * 10^5 J
Invullen geeft ΔΕ = (0 - 11,805 * 10^5) - (- 3,315 * 10^5 - 8,24 * 10^5) = - 0,25 * 10^5 J
Voorbeeld 2: Elektrolyse van water
Bij de elektrolyse van water ontstaan twee gassen. Geef de reactievergelijking en bereken de reactiewarmte.

Bij deze reactie is het nogmaals het geval om de vormingswarmten te vermenigvuldigen met de hoeveelheid mol.

2 H2O (l) → 2 H2 + O2
Vormingswarmte H2O: - 2,86 * 10^5 * 2 = - 5,64 * 10^5 J
Vormingswarmte H2: 0 * 2 = 0 J
Vormingswarmte O2: 0 J
ΔΕ = (0 + 0) - (- 5,64 * 10^5) = 5,64 * 10^5 J

Verbrandingswarmte

De verbrandingswarmte van een reactie wordt dikwijls gegeven bij, de naam verklapt het al, een verbranding. Dit zijn reacties waarbij gassen zoals propaan of methaan worden verbrand. De verbrandingswarmte kan worden berekend met behulp van de vormingswarmten. Dit wordt aan de hand van enkele voorbeelden nader uitgelegd.

Voorbeeld 3: Oxidatie van butaan
Butaangas wordt verbrand waarbij twee gassen ontstaan. Bereken de verbrandingswarmte met behulp van de vormingswarmte.

Om de vormings- en verbrandingswarmten te berekenen moet eerst een reactievergelijking worden opgesteld om de molverhoudingen tussen de stoffen bekend te maken. dit kan vervolgens worden gebruikt in de verdere berekening.

2 C4H10 + 13 O2 → 8 CO2 + 10 H2O (g)
Vormingswarmte C4H10: - 1,26 * 10^5 * 2 = - 2,52 *10^5 J
Vormingswarmte O2: 0 * 13 = 0 J
Vormingswarmte CO2: - 3,935 * 10^5 * 8 = - 31,48 * 10^5 J
Vormingswarmte H2O: - 2,42 * 10^5 * 10 = - 24,2 * 10^5 J
ΔΕ = (- 24,2 * 10^5 - 31,48 * 10^5) - (- 2,52 * 10^5 + 0) = - 53,16 * 10^5 J

Omdat de verbrandingswarmte in joule per mol is moet de uitkomst door twee gedeeld worden, wat een antwoord geeft van ΔΕ = - 28,78 * 10^5 J mol^-1
In voorbeeld 3 wordt de reactiewarmte door twee gedeeld. Dit komt omdat in deze reactie twee mol butaangas is betrokken. Hierdoor moet de reactie-energie door twee worden gedeeld om de verbrandingswarmte van butaangas te verkrijgen. Het delen is een significant verschil tussen het berekenen van de reactie-energie en de verbrandingswarmte: bij het berekenen van de verbrandingswarmte moet er gedeeld worden door de hoeveelheid mol stof die verbrandt.

Voorbeeld 4: Oxidatie van azijnzuur
Azijnzuur verbrandt en vormt twee gassen. Bereken de verbrandingswarmte.

Bij verbrandingswarmte moet er rekening worden gehouden met het restproduct water: in sommige gevallen wordt aangenomen dat het gevormde water als vloeistof vrijkomt. Omdat water over twee verschillende vormingswarmten beschikt kan dit het antwoord beïnvloeden als de verkeerde aggregatietoestand wordt gekozen. Ter verduidelijking:
  • H2O (g): - 2,42 * 10^5 J mol^-1
  • H2O (l): - 2,86 * 10^5 J mol^-1

CH3COOH + 3 O2 → 2 CO2 + 2 H2O (l)
Vormingswarmte CH3COOH: - 4,84 *10^5 J
Vormingswarmte O2: 0 * 3 = 0 J
Vormingswarmte H2O: 2 * - 2,86 * 10^5 = - 5,72 * 10^5 J
Vormingswarmte CO2: 2 * - 3,935 * 10^5 = -7,870 * 10^5 J
ΔΕ = (-7,870 * 10^5 - 5,72 * 10^5) - (- 4,84 * 10^5 + 0) = - 8,75 * 10^5 J

Omdat er maar één mol azijnzuur is betrokken in deze reactie, is de uiteindelijke verbrandingswarmte ook - 8,75 * 10^5 J mol^-1.
© 2017 - 2025 Dysprosium, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Vanaf 2021 is InfoNu gestopt met het publiceren van nieuwe artikelen. Het bestaande artikelbestand blijft beschikbaar, maar wordt niet meer geactualiseerd.
Bronnen en referenties
  • Inleidingsfoto: Christoph, Pixabay
  • http://www.scheikundeinbedrijf.nl/Mediatheek/Kenniskaart/index.rails?id=22
  • Wp.digischool.nl/scheikunde/files/2008/12/energiediagrammen.ppt
Reacties
Max, 23-10-2018
Hi,
Ik vroeg me af waarom bij de verbranding van butaan je de gasvormige vormingswarmte van H2O pakt, maar niet bij de oxidatie van azijnzuur? Kan je dat van tevoren weten of moet je het eerst uitrekenen en dan kijken welke je moet gebruiken? Want dat laatste lijkt me zeer onhandig en inefficiënt.

Kort gezegd, hoe weet je wanneer je de gasvormige vormingswarmte van H2O of de vloeibare vormingswarmte van H2O moet gebruiken? Het zou heel erg helpen om dit te begrijpen, want ik kan niet makkelijk een uitleg vinden maar ik ben wel heel erg nieuwsgierig naar de verklaring ervoor!

Alvast bedankt!Reactie infoteur, 25-10-2018
Hoi Max,

Voor dergelijke verbrandingsreacties wordt veelal gekozen voor de gasvormige variant van water, omdat de verbranding van alkanen voldoende energie geeft om het gevormde water in gasvorm te laten ontsnappen. Dikwijls wordt aangegeven hoe water vrijkomt, dus er is geen noodzaak om van te voren de aggregatietoestand te weten d.m.v. trucjes, tabellen en dergelijke.

In dit voorbeeld is voor beide manieren gekozen om aan te tonen dat water twee vormingswarmtes heeft. Dat bij butaan voor H2O (g) en bij azijnzuur H2O (l) is gekozen is volledig willekeurig gebeurd, en dus geen werkelijkheid. Hetzelfde had kunnen gebeuren bij propaan of octaan, bijvoorbeeld.