M7 - De Ptolemaeuscluster
Iets ten zuidwesten van zijn voorganger M6 vinden we de zeer opvallende open sterrenhoop M7. Deze sterrenhoop is op zuidelijker breedten gemakkelijk met het blote oog te zien, bij goed donkere hemel zul je behalve een nevelvlek zelfs meerdere aparte sterren kunnen zien. Zijn naam dankt hij aan de Grieks-Romeinse sterrenkundige Ptolemaeus die hem in de tweede eeuw voor het eerst beschreef. Daarnaast wordt hij ook nog wel eens de Staart van de Schorpioen genoemd - hij staat precies op de plek waar in steratlassen uit het verleden de angel van dit Dierenriemsterrenbeeld werd getekend.
- Sterrenbeeld: Schorpioen
- Andere aanduidingen: NGC 6475
- Positie: rechte klimming 17h53m51s; declinatie -34d47m36s
- Type: Open sterrenhoop
- Trumplerklasse: I3r (sterke concentratie richting het centrum, grote verschillen in helderheid, meer dan 100 sterren)
- Magnitude: 3.3
- Diameter: 20 lichtjaar
- Afstand: 800 lichtjaar
In tegenstelling tot
M6 is M7 wel met zekerheid als eerste door Ptolemaeus (90-168) beschreven. In het jaar 130 omschreef hij hem in zijn
Almagest, meer dan duizend jaar lang hét belangrijkste boek op het gebied van het heelal, als een nevelvlek op de staart van de Schorpioen. Door de jaren heen is hij door vele sterrenkundigen gezien en beschreven (waaronder door Edmond Halley, de naamgever van de befaamde Komeet van Halley); Messier nam hem in 1764 op als nummer 7 in zijn catalogus. Hij omschreef hem als: "Een groep sterren, opvallender dan de voorgaande. Met het blote oog lijkt deze groep op een nevel, er is wat afstand naar de voorgaande en ligt ingeklemd tussen de boog van de Boogschutter en de staart van de Schorpioen."
Ouder maar dichterbij
M7 is op foto's een prachtige open sterrenhoop om te zien, niet in de laatste plaats doordat hij ingebed lijkt te liggen in de Melkweg. Hij lijkt in veel opzichten op M6, maar staat met 800 lichtjaar een stuk dichterbij en is met een leeftijd van 220 miljoen jaar een stuk ouder. Dit kunnen we zien aan de sterren van M7, de grotere en hetere sterren zijn inmiddels uitgegroeid tot reuzen. De helderste ster van M7 is dan ook een gele reuzenster van type G8III. Hij telt ongeveer 120 sterren, waarvan er met een middelgrote telescoop zo'n 80 te zien zijn. Verder is M7 compacter dan M6: dezelfde massa (ruim 700 keer de zon) aan sterren bevindt zich in een 20 procent kleinere ruimte. M7 is in veel opzichten verder een typische open sterrenhoop, maar er komt een viertal sterren van een afwijkend type in voor die nog steeds niet volledig begrepen wordt: de zogenaamde Bp/Ap-ster.
Magnetisch mysterie
Sterren die wat zwaarder en heter zijn dan de zon, de types B en A, draaien bijna altijd razendsnel om hun as (zoals
Wega) en hebben magneetvelden die zwakker zijn dan die van lichtere sterren. De Bp- en Ap-sterren zijn daar een uitzondering op: deze roteren langzaam en hebben buitengewoon sterke magneetvelden. Ook worden er bij deze sterren hoge concentraties van zware metalen zoals chroom, mangaan en zelfs kwik gemeten. De verklaring voor deze concentraties is dat er relatief weinig beweging van gassen is door het binnenste van de ster en de zwaardere metalen aan het oppervlak blijven 'drijven'. Waarom deze sterren zo magnetisch zijn is echter één van de grootste raadsels van de moderne sterrenkunde. Er zijn meerdere theorieën voorgesteld, maar deze struikelen allemaal over het feit dat slechts een paar procent van alle B- en A-sterren deze eigenschappen vertonen. Voor de natuur- of sterrenkundige die dit vraagstuk weet te kraken ligt er dan ook een hoop wetenschappelijke roem te wachten - misschien zelfs een Nobelprijs.