Het berekenen van de steekproefomvang voor enquetes

Het berekenen van de steekproefomvang
Hieronder worden verschillende formules uitgelegd die gebruikt worden om de steekproefomvang te berekenen. De steekproefomvang is het aantal enquêtes dat je moet versturen om je minimaal benodigde aantal responses te ontvangen. Hiertoe bereken je eerst hoeveel de minimale steekproefomvang is, waarna je de non-respons schat. Aan de hand hiervan kun je uitrekenen wat de werkelijke steekproefomvang is, dus het aantal enquêtes dat je moet versturen om het door jou berekende aantal responses te ontvangen.De minimale steekproefomvang
Om de steekproefomvang te berekenen kan gebruik worden gemaakt van de volgende formule:N = p% x q% x [z : e%]2
Waarbij:
- N – de minimale omvang van de steekproef is
- P% - het percentage van de gespecificeerde categorie is
- Q% - het percentage is dat niet tot de gespecificeerde categorie behoort
- Z – de z-waarde is die bij het vereiste betrouwbaarheidsniveau hoort
- E% - de vereiste foutmarge is
P% en Q% geven aan welk antwoord verwacht wordt bij elke vraag. In het meest ongunstige scenario worden P en Q op 50 gesteld. Op deze manier wordt de maximale steekproefomvang berekend. De Z-waarde is 1,96, omdat er meestal uitgegaan wordt van een betrouwbaarheidspercentage van 95%. Er kan ook gekozen worden voor een betrouwbaarheid van 99%, de Z-waarde is dan 2,57. bij een betrouwbaarheid van 90% is de Z-waarde 1.65. De foutmarge is hier gesteld op 5%, maar kan ook op bijvoorbeeld 3, 2 of 1% worden gesteld. Dit zijn de meest gehanteerde foutmarges.
De ingevulde formule is nu als volgt: N = 50% x 50% x [1,96:5%]2 = 384,16
De gecorrigeerde minimale steekproef
De omvang van de steekproef is dus 384. Als je populatie minder dan 10.000 elementen bevat, kun je een kleinere steekproef gebruiken zonder dat de nauwkeurigheid wordt verminderd. Dit wordt de gecorrigeerde minimale steekproef genoemd. Deze wordt met de volgende formule berekend:N’ = n : (1 + (n : N))
Waarbij:
- N’ – de gecorrigeerde minimale steekproefomvang is
- n – de minimale steekproefomvang is (zie vorige berekening)
- N – de omvang van de totale populatie is
Non-respons
Omdat er altijd sprake zal zijn van non-respons, moet de enquête naar meer personen verstuurd worden dan de berekende steekproefomvang. Non-respons kent verschillende oorzaken, waaronder:- Geen interesse in het onderwerp
- Geen tijd om de enquête in te vullen
- De enquête is te moeilijk
- De vragenlijst is te lang
- De antwoordcategorieën zijn te beperkt
Om non-respons zoveel mogelijk te beperken, is het belangrijk om te zorgen dat de respondent gemotiveerd is om de vragenlijst in te vullen. Dit is gedaan door:
- Te zorgen voor een duidelijke introductiebrief
- Vooraf te vermelden hoe lang het invullen van de enquête zal duren
- De enquête niet te lang te maken (31 korte vragen)
- Gebruik te maken van een nette en duidelijke lay-out van de enquête
- Bij lastige vragen een toelichting te geven
- Alle mogelijke antwoordcategorieën te vermelden, of de optie ‘Anders’ te geven
- De enquête anoniem af te nemen
Bij deze berekening gaan we uit van een responspercentage van 25% Je moet zelf proberen te schatten wat een redelijk responspercentage is.
De werkelijke steekproefomvang
Je gebruikt de volgende formule om de werkelijke steekproefomvang te berekenen:Na = (n x 100 : re%)
Waarbij:
- Na – de werkelijke vereiste steekproefomvang is
- n – de minimale steekproefomvang is
- re% - het geschatte responspercentage is
De ingevulde formule is als volgt: Na = (384 x 100 : 25%) = 1.536
Er moeten dus minimaal 1.536 enquêtes verspreid worden om 384 ingevulde enquêtes terug te krijgen.