Neurotransmitters
De neuronen (zenuwcellen) in ons lichaam kunnen met elkaar communiceren met behulp van neurotransmitters: chemische substanties welke een boodschap over kunnen dragen van neuron tot neuron. De neurotransmitter bevat deze boodschap en op deze manier is het lichaam in staat complexe functies uit te oefenen.
Het menselijk lichaam kent diverse complexe functies. Om deze functies uit te kunnen oefenen is het van belang dat het gehele lichaam met elkaar in verbinding staat en dat de diverse lichaamsdelen met elkaar kunnen communiceren. Het menselijk lichaam maakt hiervoor gebruikt van zogenaamde
neurotransmitters, welke gebruikt worden voor de
signaaloverdracht tussen zenuwcellen.
De opbouw van een neuron (zenuwcel)
De
zenuwcellen worden ook wel
neuronen genoemd. Neuronen kunnen met elkaar communiceren om zo het lichaam in staat te stellen complexe taken uit te voeren. Iedere
neuron bestaat uit een aantal onderdelen:
- Een cellichaam
- Minimaal één axon
Het
cellichaam bevat de celkern, ook wel de
nucleus genoemd. De
axon is een soort antenne die de boodschap van het cellichaam naar een synaps brengt. De
synaps is als het ware het ontvangst- en verstuurcentrum van boodschappen. De axon is omgeven door
myeline, een vettige substantie die de axon beschermt. Het cellichaam is omgeven door
dendrieten. Dendrieten verhogen de capaciteit van het cellichaam om boodschappen van andere neuronen te ontvangen.
De neurotransmitter
Maar hoe kunnen de neuronen nu boodschappen naar elkaar versturen? Dit begint met elektrische activiteit. Een neuron bevat een zekere mate van
elektrische geladenheid, en wanneer deze een bepaalde grens bereikt kan de celkern een boodschap versturen naar het uiteinde van een axon. Hier wordt de elektrisch geladen boodschap omgezet in het vrijkomen van neurotransmitters. Neurotransmitters zijn chemische stoffen welke boodschappen bevatten. Neurotransmitters worden geproduceerd in de synaps van een neuron en worden opgeslagen in kleine 'zakjes' tot ze gebruikt kunnen worden.
Wanneer spreekt men van een neurotransmitter?
Over het algemeen beschouwd men een stof als een neurotransmitter wanneer aan de volgende vier criteria voldaan is:
- Het wordt geproduceerd in de neuron
- Het is aanwezig in het presynaptische uiteinde van een neuron en wordt in dusdanige hoeveelheden afgescheiden dat het een reactie uitlokt in een andere postsynaptische neuron
- Wanneer men de stof in voldoende mate van buitenaf toedient moet de stof de werking van de door de neuron afgescheiden stof nabootsen
- Er is sprake van een specifiek mechanisme voor het verwijderen van de stof van de plek waar het actief is
Signaaloverdracht
Een klein deel van de neurotransmitter is altijd paraat in de neuron en kan direct ingezet worden wanneer nodig. Het resterende deel moet opgeslagen worden in de kleine 'zakjes' omdat zij anders afgebroken worden. Bepaalde proteïnen,
enzymen, zijn verantwoordelijk voor het behouden van een optimale hoeveelheid direct beschikbare neurotransmitter.
De boodschap wordt via de
postsynaptische receptor naar een andere neuron overgebracht. Wanneer de boodschap aangekomen is, komt de neurotransmitter weer terug naar de oorspronkelijke neuron en wordt daar weer opgeslagen in zakjes voor eventueel gebruik in de toekomst.
Receptoren
Receptoren zijn grote proteïnemoleculen welke specifieke neurotransmitters kunnen herkennen. Er zijn twee hoofdtypen van receptoren:
- Ion kanaal receptoren
- G-proteïne receptoren
Welke neurotransmitters zijn er?
Er bestaan
verschillende soorten neurotransmitters. Zo zijn er neurotransmitters die de activiteit van een andere neuron stimuleren (de belangrijkste hiervan is glutamaat) of juist afremmen (de belangrijkste hiervan is GABA).
Agonisten en antagonisten
We kunnen het lichaam bepaalde stoffen toedienen die een invloed hebben op de neurotransmitters.
Agonisten zijn stoffen die de werking van een neurotransmitter stimuleren.
Antagonisten zijn stoffen die de werking van neurotransmitters juist remmen. Daarnaast bestaan er ook nog stoffen die de activiteit van bepaalde
afbreekenzymen stimuleren of juist remmen. Hiermee hebben zij indirect een invloed op de activiteit van de neurotransmitters.
Enkele belangrijke neurotransmitters