Geschiedenis van de vingerafdruk
Tegenwoordig is het algemeen bekend dat iedere vingerafdruk persoonlijk en uniek is. Het is gemakkelijk gedacht dat dit vroeger anders was. Dat klopt niet helemaal. Mensen zijn vingerafdrukken al heel vroeg in de geschiedenis op beperkte schaal gaan gebruiken als handtekening. Vanaf de 17de eeuw groeit de kennis dan langzaam uit tot een eigen tak van wetenschap: de dactyloscopie. Deze is vooral van belang bij forensisch onderzoek, als middel om mensen mee te identificeren.
Artikelindeling
Waarom hebben wij vingerafdrukken?
De gebogen lijnen op de toppen van je vingers vormen een voor iedere vinger uniek patroon. Zelfs bij eeneïge tweeling zijn geen overeenkomstige patronen te vinden. De kans op twee identieke vingerafdrukken is mogelijk niet helemaal nul, maar tot dusverre zijn ze nog nooit gevonden.
Officieel worden je vingertoppen
'kussentjes' genoemd. De verhogingen heten
'huidlijsten' of
'papillairlijnen' en lagere gedeelten daartussen
'groeven'.
Het nut van al die ribbels is dat je zo meer grip hebt als je dingen wilt oppakken of vasthouden. Voor ons als moderne mensen is dat al erg handig, maar voor de vroege mens was het een kwestie van leven en dood. Zonder wapens of gereedschappen goed vast te kunnen pakken, kon de mens niet aan voedsel komen.
Dat de patronen zo gemakkelijk afdrukken achterlaten, komt niet alleen door de structuur, maar ook door de afscheiding van zweetkliertjes, welke langs de randen van de ribbels zitten.
Genoemde eigenschappen zorgen ervoor dat vingerafdrukken zich erg goed laten lenen voor de identificatie van personen. De manieren waarop ze als zodanig zijn gebruikt heeft door de eeuwen heen echter een grote ontwikkeling doorgemaakt, waarbij het met name de laatste 150 jaar snel is gegaan.
De vingerafdruk als handtekening
Het oudste gebruik van de vingerafdruk is die als alternatief voor een handtekening. Dat gaat helemaal terug tot in de prehistorie. Blijkbaar hadden mensen toen al enig idee van het persoonlijke karakter van hun vingerafdruk, al wisten ze natuurlijk niet hoe uniek deze wereldwijd was. Tot dusverre zijn dergelijke handtekeningen teruggevonden in de volgende tijden, op de volgende plaatsen:
- Prehistorie. Vroege pottenbakkers 'tekenden' hun eigen werk met hun vingerafdruk.
- Babylonië (vanaf ± 2000 v. Chr.). Documenten die op klei werden geschreven werden doorgaans ondertekend met een unieke rolzegel. Mensen die echter geen rolzegel bezaten, gebruikten hun vingerafdruk. In klei werkt dit uitstekend. Het patroon blijft helder en duidelijk achter.
- China (rond 1000 v. Chr.). De Chinezen gebruikten de vingerafdruk vaker voor het ondertekenen van documenten of bekentenissen dan de Babyloniërs. Het is alleen niet duidelijk in hoeverre deze afdrukken een juridische dan wel ceremoniële betekenis hadden.
Het lijkt erop dat in de eeuwen na Christus het gebruik van de vingerafdruk in onmin raakte. Dat had waarschijnlijk te maken met het wegvallen van klei als schrijfmedium en het ontstaan van manieren om papieren documenten te ondertekenen, zoals de geschreven handtekening.
Een ander punt was dat het herkennen van de afdruk nog met het blote oog diende te gebeuren, wat erg lastig is. Daarom was het gebruik ervan op grote schaal nog onbegonnen werk. Het wachten was op geschikte optische instrumenten.
Beschrijving van de patronen
In de tweede helft van de 17de eeuw was het zover. Er waren bruikbare vergrootglazen en microscopen beschikbaar gekomen, waardoor de nadere bestudering van de patronen kon beginnen.
De eerst persoon die een serieuze poging deed, was de Italiaan
Marcello Malpighi, professor anatomie aan de universiteit van Bologna. In 1685 publiceerde hij geschriften over
'variaties in huidlijsten en patronen'. Daarin beschrijft hij vingerafdrukken in termen van lussen en bogen. Dit blijft lange tijd het standaardwerk.
Pas in 1823 wordt er opnieuw vooruitgang geboekt. Dan verfijnt de Tsjechische fysioloog
Johannes Purkinje de beschrijvingen van de patronen. Hij stelde als eerste een classificatiesysteem op dat verschillende typen vingerafdrukken onderscheid. Hij kwam tot negen spiraal-, ellips- en driehoekpatronen.
Het voordeel van een
classificatiesyteem is dat je een willekeurige afdruk gemakkelijker kunt matchen met eentje die is opgeslagen in een grote verzameling of databank. Je hoeft dan alleen te vergelijken met afdrukken die in dezelfde klasse vallen in plaats van met alle afdrukken.
Zulke verzamelingen moesten echter nog ontstaan.
William Herschel en de palmafdruk
In 1858 is
William Herschel ambtenaar in India voor het Engelse Rijk. Hij is verantwoordelijk voor de administratie van contracten en pensioenen van het district Hooghly. Dat blijkt lastiger dan gedacht, want er is veel fraude. Mensen krijgen het pensioen waar ze recht op hadden niet.
Dan neemt hij een opmerkelijk besluit. Hij laat iedereen de papieren voortaan ondertekenen met een handafdruk. Het was hem namelijk opgevallen hoe specifiek en individueel dergelijke afdrukken wel niet waren.
Het was de eerste keer dat hand- of vingerafdrukken op grote schaal werden gebruikt voor de identificatie van personen.
Deze geschiedenis leidde er bovendien toe dat Herschel zou aantonen dat de patronen op handen en vingers door de jaren heen niet veranderden. Daar had men tot dan toe geen zekerheid over gehad, maar nu was er een belangrijke stap vooruit gezet. De vingerafdruk begon interessant te worden voor forensisch gebruik.
Identificatie van onbekende personen
Herschel gebruikte de handfadruk nog om min of meer bekende personen mee te identificeren. De volgende stap was om uit te zoeken of je er ook nog onbekende personen mee kon achterhalen, met name slachtoffers danwel daders van een misdrijf.
De succesvolle poging hiertoe werd gedaan door de in Tokyo werkzame Schotse arts
Henry Faulds. Hij ontdekte in 1879 dat je latente (onzichtbare) vingerafdrukken zichtbaar kunt maken door er poeder over te strooien. Hij gebruikte dat idee om iemand die onschuldig was opgepakt voor diefstal vrij te pleiten en de ware dief aan te wijzen. Daarmee werd het forensisch potentieel van de vingerafdruk voor het eerst duidelijk.
Faulds publiceerde een artikel in het gezaghebbende, wetenschappelijke tijdschrift 'Nature'. Dat wekte wrevel bij Herschel, maar het idee werd nu wel wereldwijd verspreid.
Dactyloscopie: de classificatie van vingerafdrukken
Zoals gezegd maakt classificatie het gemakkelijker om tussen alle opgeslagen vingerafdrukken te zoeken naar die ene. De wetenschap die zich bezighield met vinger- en palmafdrukken kwam bekend te staan als
dactyloscopie. In eerste instantie ging de aandacht daarbij vooral uit naar het bedenken van classificatiesystemen. Ook het zoeken naar manieren om latente afdrukken zichtbaar te maken valt onder de dactyloscopie, maar aanvankelijk waren daar maar zeer beperkte mogelijkheden toe.
Door de wereld heen ontstonden er verschillende systemen. Er is op dit gebied nog steeds geen internationale uniformiteit.
De Britse antropoloog
Francis Galton kwam in 1892 met een classificatiesysteem dat een sterke verbetering vormde op dat van Purkinje. In zijn standaardwerk
'Finger Prints' beschrijft hij de patronen in lussen, bogen en spiralen of kringen. Daarnaast leverde hij het nodige bewijs dat vingerafdrukken inderdaad uniek zijn en niet erfelijk bovendien.
Juan Vucetich /
Bron: Shmakov, Wikimedia Commons (Publiek domein)
In hetzelfde jaar 1892 ontwierp de Argentijnse politiefunctionaris
Juan Vucetich een classificatiesysteem. Dit systeem is in Zuid-Amerika nog steeds in gebruik.
Vucetich was een bijzonder warm voorstander van de vingerafdruk als middel om criminelen mee te identificeren. In 1894 schrijft hij er dan ook een boek over.
In 1899 bedacht
Edward Henry, een andere Brit, een classificatiesysteem op basis van vijf typen afdrukken. Dit kwam bekend te staan als het
'henrysysteem'. Dit zou de basis gaan vormen voor de systemen die tegenwoordig in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten worden gebruikt.
Bij dit systeem wordt voor elke afdruk een score bepaald op basis van de kringen die te vinden zijn in een set van tien afdrukken. Kringen op de ene vinger krijgen een hogere score dan die op andere vingers. De totaalscore bepaalt dan in welke groep iemands afdrukken worden ingedeeld. Er zijn wel 1024 groepen. Hierdoor werd het aantal dossiers dat men moest doorkijken om een afdruk terug te vinden belangrijk kleiner.
De eerste zaak
Op 18 juni 1892 betaalt het werk van Vucetich zich al uit. Op die dag lukt het een Argentijnse rechercheur als eerste om een meervoudige moord op te lossen met behulp van een vingerafdruk.
De slachtoffers zijn de kinderen Rojas. Volgens moeder Rojas is ene meneer Velasquez de dader. De rechercheur vindt echter de afdruk van een vinger, een zogeheten
'vingerspoor', in een bloedplek op de plaats delict. Het patroon komt overeen met de duim van moeder Rojas zelf. Het leidt tot een bekentenis. De moeder moest van haar kinderen af omdat haar nieuwe minnaar niet wilde trouwen als ze kinderen had.
Het was en treurig verhaal, maar de oplossing van de zaak was een grote triomf voor Vucetich.
Het opslaan van vingerafdrukken
Je hebt natuurlijk maar weinig aan een classificatiesysteem als je geen vingerafdrukken hebt opgeslagen. Daarom begon men nu ook met het vastleggen van vingerafdrukken. Die kwamen vooral van gevangen en verse arrestanten. Dat gebeurde meestal op of bij de
identiteitskaarten of
signalementskaarten die toch al van criminelen werden gemaakt. Daar stonden persoonlijke gegevens op, het strafblad en sinds de helft van de 19de eeuw ook in toenemende mate foto's.
Sinds 1882 werden ook allerlei lichaamsmaten van de persoon vermeld. Dat was in het kader van de
'antropometrie', een ander systeem dat werd gebruikt om verdachten te kunnen identificeren. Gedurende enige tijd sloegen veel landen de antropometrische gegevens en vingerafdrukken tegelijkertijd op. Het opmeten van arrestanten was echter tijdrovend, omslachtig en minder betrouwbaar, waardoor het gedurende het eerste decennia van de 20ste eeuw weer werd afgeschaft.
Hierna werden de afdrukken van alle tien vingers (indien aanwezig) als enige lichaamseigen kenmerk op de kaart vermeld, naast het signalement. Zo'n kaart met afdrukken noemt men een
'tencard'. In Nederland noemt men ze ook wel
'slips'.
Vanaf 1910 komt er echter ook voorzichtig aandacht voor het opslaan van handpalmen. Dat was het gevolg van een baanbrekend onderzoek op dit punt door de Belgische wetenschapper
E. Stockis.
Om het opslaan van vingerafdrukken zo goed mogelijk te laten verlopen, bedacht de Duitse expert
Robert Heindl het rollen van de vingers over het papier. Dat maakte de print beter zichtbaar dan de vinger gewoon met inkt op het papier te duwen.
Nationale databanken
Het opslaan van vingerafdrukken geeft nog veel meer profijt als alle afdrukken landelijk worden opgeslagen in plaats van louter plaatselijk. Toch hebben veel landen nog steeds geen nationale databank.
Dat liep heel anders in de Verenigde Staten. Daar begon de FBI in 1930 al met een eerste nationale databank op te bouwen. Dat betrof dus nog handmatig werk! In 1975 kwam er echter verlichting, want toen werd de eerste electronische databank opgericht. Dat was het inmiddels beroemde
AFIS, het Automated Fingerprint Identification System.
In Nederland hebben we sinds 2003 de databank
HAVANK, die van AFIS afgeleidde software gebruikt. Ook is er een europese databank,
Eurodac.
Eerste successen
Vanaf 1900 werden er steeds vaker misdaden opgelost dankzij vingerafdrukken. In 1902 leverde het in Engeland een eerste veroordeling op van een inbreker. In 1910 volgde de eerste veroordeelde in de VS. Een zaak die daar belangrijke jurisprudentie opleverde.
Dactyloscopie in Nederland
In Nederland werd in 1906 bij Koniklijk Besluit het
'dactyloscopisch signalement' ingevoerd. De eerste stad waar dit ook daadwerkelijk op poten werd gezet was Rotterdam. Dat gebeurde onder auspiciën van criminalist
C.J. van Ledden Hulsebosch en de Rotterdamse inspecteur
Te Wechel. In 1908 werd dan ook in deze stad de eerste verdachte aangehouden 'op vingers'.
De Amsterdamse inspecteur
E. J. Pateer verbeterde in 1913 het henrysysteem. Hij vergrootte het aantal typen afdrukken van vijf naar tien. Dit systeem werd de norm in Nederland. Om een verdachte aan te kunnen houden zijn 12 punten van overeenkomst nodig om rechtsgeldig te zijn.
Het liften van afdrukken
Nadat de classificatie op orde was en goed bruikbaar, kreeg men steeds meer aandacht voor en behoefte aan manieren om vingerafdrukken zichtbaar te maken, te liften en ook mee te nemen vanaf de plaats delict.
Een eerste belangrijke doorbraak op dit punt kwam in 1911 van de Duitse rechercheurs
R. Schneider en
J. Rübner. Zij bedachten foliën die het mogelijk maakten om gepoederde afdrukken te liften op de plaats delict en dan mee terug te nemen naar het lab. Dat maakte het doorzoeken van de slips er ook weer beduidend eenvoudiger op.
Poederen en liften zou altijd de belangrijkste methode blijven om vingerafdrukken te verzamelen. Het was echter niet toepasbaar op alle materialen en voorwerpen. Daardoor zou er nog een keur aan methodes, vaak scheikundig, volgen.
Lees verder