Het weer: verschillende vormen van neerslag
De meest voorkomende vorm van neerslag is regen. Wanneer de druppels van de opgestegenwaterdamp te zwaar worden om in de wolk te blijven zweven, vallen ze naar beneden. Als de temperatuur onder het vriespunt komt, zal de neerslag in de vorm van sneeuw vallen. Daarnaast zijn er nog andere vormen van neerslag zoals hagel, korrelhagel, ijzel, ijsregen of ruige rijp. Wat zijn wolken, wat gebeurt er in een wolk en hoe komende verschillende vormen van neerslag tot stand?
Waterkringloop
Als water verdampt stijgt het op. Naarmate deze vochtige lucht omhoog gaat, zal het afkoelen. Op een bepaald moment condenseert de waterdamp in de lucht tot hele fijne druppeltjes. Als lucht afkoelt, zal het op een gegeven moment het verzadigingspunt bereiken, ook wel het dauwpunt genoemd. De druppels die uit de waterdamp worden gevormd zijn geen regendruppels, maar dan vele malen kleiner. Wolken en mistbanken bestaan uit deze microscopische deeltjes.
Wat er in de wolk gebeurt
Deze microscopische waterdeeltjes komen in de wolken bij elkaar om regendruppels of ijskristallen te vormen. Als de wolk koud genoeg is, zetten zich ijskristallen op deze deeltjes af, plakken vele ijskristallen aan elkaar vast en vormen sneeuwvlokken. In een relatief warme wolk waar de temperatuur boven nul graden is, condenseren de microscopische druppeltjes rond een stofdeeltje en vormen regendruppels. De atmosfeer produceert naast regen en sneeuw nog meer vloeibare en bevroren vormen van neerslag.
Regen
De meest voorkomende vorm van neerslag is regen. De regendruppels bestaan uit vloeibaar water die te zwaar zijn geworden om in de wolk te blijven zweven. Er bestaan verschillende maten regendruppels. Zo zijn er de maten 1/20ste millimeter tot ongeveer 6 millimeter in doorsnee. De gemiddelde regendruppel is ongeveer 4 millimeter. Als de druppeltjes heel fijn zijn, noemen we het motregen. Deze zijn kleiner dan een halve millimeter in doorsnede. Als de druppel klein van formaat is, is hij rond van vorm.
IJzel
IJzel bestaat uit regendruppels die vloeibaar blijven terwijl de temperatuur al onder de nul graden is. Ze vloeien een beetje uit en bevriezen wanneer ze inslaan op koude oppervlakten. Het wordt ook ijzel genoemd als de niet onderkoelde regen op de straat bevriest, omdat er vorst in de grond zit. Het is een vorm van neerslag die bevroren achterblijft op zowel de grond als op voorwerpen. Dit is een gevaarlijk weertype omdat het verraderlijk glad kan worden.
Sneeuw
Sneeuwvlokken bestaan uit ijskristallen die samenklonteren terwijl ze uit de wolk naar beneden vallen. Vaak is het in de onderliggende luchtlagen warmer en bereiken ze in de vloeibare vorm het aardoppervlak in de vorm van regen. Als er in de winter geen warmere luchtlagen aanwezig zijn, bereiken de sneeuwvlokken in bevroren vorm de grond. Sneeuwvlokken zijn er in allerlei vormen, afmetingen en dichtheden. Er zijn grote sponzige sneeuwvlokken, maar ook kleine, lichte warrende vlokken die op de grond een droge pulverige sneeuw vormen. Er bestaat ook natte sneeuw die niet blijft liggen en na het vallen weer verdwijnt.
Hagel
Hagel bestaat uit grote bevroren regendruppels die in de enorme wolken van een onweersbui worden gevormd.
In de wolk staat een sterke stijgwind die ervoor zorgt dat de bevroren regendruppels niet naar beneden kunnen vallen. Deze onderkoelde druppels gaan met de stijgstroom omhoog, vriezen dan op en vormen steeds dichtere ijslaagjes. Hierdoor worden de hagelsteentjes uiteindelijk te zwaar en vallen naar beneden. Hagelstenen variëren in grootte. Ze zijn minstens 5 millimeter groot en kunnen soms wel net zo groot als een sinaasappel worden.
Korrelhagel
Soms vallen ijskristallen door een wolk van sterk onderkoelde wolkendruppeltjes. Deze hebben een bepaalde temperatuur bereikt, maar zijn nog niet bevroren. De ijskristallen botsen op de onderkoelde druppeltjes en vriezen er meteen aan vast. Dit vormt korrelhagel, waarbij de druppeltjes zich op de ijskristallen blijven ophopen. Deze hagel is te herkennen omdat het stuitert als het op de grond klettert.
IJsregen
Voordat een warmtefront voorbij komt, kan sneeuw gedeeltelijk smelten en dan opnieuw bevriezen tot bevroren regendruppels voordat het de grond bereikt. Deze bevroren regen is duidelijk herkenbaar als rondstuiterende witte hagel. Dit wordt ijsregen genoemd. Bij deze neerslag is er een vergelijkbare situatie als met ijzel. Het verschil is dat de koude luchtlaag dieper is, zodat de gedeeltelijk gesmolten sneeuwvlokken of koude regendruppels de tijd krijgen om tot ijsballetjes te bevriezen voordat ze de grond raken. IJsregen kan dikke lagen ijs opbouwen, maar het effect is anders dan bij de ijslagen die worden gevormd door ijzel. De hagelsteentjes blijven niet zoals ijzel liggen op bomen en hoogspanningskabels, omdat het ronde kogeltjes zijn. Ze vormen ook geen gladde laag.
Ruige rijp
Ruige rijp is een melkachtige witte substantie van onderkoelde wolkendruppeltjes in wolken of mist die bevriezen wanneer ze objecten met een temperatuur onder het vriespunt raken. Dit is dan ook hetzelfde proces waarbij onderkoelde wolkendruppeltjes zich hechten aan ijskristallen bij de vorming van korrelhagel. Wanneer de onderkoelde wolkendruppeltjes zich op de grond of op de bomen, palen en de muren afzetten, heet die helderwitte substantie ook ruige rijp. Deze vorm van ijs is wit en niet doorzichtig. Dit komt omdat er lucht in de druppels vast blijft zitten terwijl ze bevriezen.