Gaan we terug naar een Kleine IJstijd?
Wie dacht dat de laatste ijstijd meer dan tienduizend jaar geleden was, heeft het mis. We moeten heus niet zo ver terug in de tijd. Tussen de vijftiende en de negentiende eeuw was er in heel Noord-Amerika en in Europa een Kleine IJstijd. In onze contreien woedde de Kleine IJstijd dus ook. Het was een koude periode, gekenmerkt door strenge winters. Getuige hiervan zijn onder andere de schilderijen met de typische winterlandschappen van zowel de oude als de jonge Pieter Breughel .
De Kleine IJstijd
De Kleine IJstijd, in het Engels ook wel Little Ice Age (LIA) genoemd, vond plaats tussen de vijftiende en de negentiende eeuw in Noord-Amerika en Europa. Wetenschappers zijn het niet echt eens over de exacte begin-en einddatum van de Kleine IJstijd. Wel staat vast dat gedurende eeuwen de gemiddelde temperatuur een à twee graden lager was dan de huidige temperatuur. Winters werden gekenmerkt door meer sneeuw en ijs, begonnen in november en eindigden in maart / april. De zomers waren koeler met herfstachtig weer, stormen en stormvloeden. Ter vergelijking: tijdens de Grote IJstijden lag de gemiddelde jaartemperatuur rond min 15° C. Voor de Kleine IJstijd inzette, werd er overal een opwarming van de aarde geconstateerd. Er groeiden wijnranken in Engeland en perziken in Vlaanderen. Deze warmere periode, die liep van 950 tot 1250, wordt ook wel het Middeleeuws Klimaatoptimum genoemd.
Criteria om over een Kleine IJstijd te spreken
Wetenschappers hanteren verschillende criteria om te bewijzen dat er wel degelijk een Kleine IJstijd was. Sommigen gaan af op de grootte van de gletsjers, anderen op de aard en de hoeveelheid van de neerslag. Ook de hoogte van de boomgrens en de temperatuur in de Alpen zijn mogelijke criteria. Kenmerkend voor het begin van de kleine IJstijd waren ook de verschillende grote vulkaanuitbarstingen en de verminderde zonne-activiteit.
Gevolgen van de Kleine IJstijd
Je zou kunnen denken dat een à twee graden kouder niet zo'n groot verschil uitmaakt. Toch heeft dit kleine temperatuurverschil al grote gevolgen. Koude winters, veel regen en stormen hebben gevolgen voor mens, fauna en flora. Oogsten mislukken en mensen lijden honger. Waterlopen bevriezen en schepen lopen vast. Sommige dier- en plantensoorten verdwijnen.
1250 - 1300
Rond 1250 breidt de ijskap uit. Vanaf 1300 worden de zomers merkbaar minder warm.
1315-1317
Tussen het najaar van 1315 en de zomer van 1317 werd de toestand kritiek. Door de bijna onafgebroken regen in het noorden, het westen en het midden van Europa mislukten de oogsten, met een grote hongersnood tot gevolg. Vele mensen stierven van de honger.
16de eeuw
Het dieptepunt van de Kleine IJstijd zou het laatste kwart van de 16de eeuw zijn. Rond 1550 breidden de ijsvlakten serieus uit.
17de eeuw
De Kleine IJstijd bracht niet alleen maar kou. De 17de eeuw wordt ook wel eens de Gouden Eeuw genoemd en in die periode was de temperatuur best mild.
1850
Rond 1850 bereikten veel gletsjers hun grootste uitbreiding sinds het einde van de laatste ijstijd.
Bevroren waterlopen
Overal waren er bevroren kanalen en rivieren tijdens de Kleine IJstijd. In Londen werd tussen 1607 en 1814 geregeld op de bevroren Theems een kermis georganiseerd. In 1780 was de New York Harbor bevroren. Men kon in dat jaar wandelen van Manhattan naar Staten Island. Het spreekt vanzelf dat er toen geen verplaatsingen of vervoer per boot meer mogelijk waren. In Parijs was de Seine bevroren. In Frankrijk was het hoogtepunt de winter van 1709. In de Franse regio Savoie organiseerde men zelfs processies om het voortschrijden van het ijs te bezweren. Ook Nederland had zijn bevroren waterlopen. Een van de gevolgen hiervan was dat in 1794 / 1795 de Franse cavalerie de Nederlandse vloot overwon die gevangen zat in het ijs.
Suske en Wiske: De elfstedenstunt
Willy Vandersteen liet zich in Suske en Wiske nummer 298 inspireren door de Kleine IJstijd. Het album kreeg de titel "De elfstedenstunt". Midden in de zomer gebeuren er plots vreemde dingen: alles bevriest! Blijkt dat professor Barabas per ongeluk een ielmannetje naar hier heeft geflitst. Tijdens een schermutseling in het laboratorium van professor Barabas vliegen Lambik en het ielmannetje per ongeluk terug in de tijd, meer bepaald naar de Kleine IJstijd. Het wordt in die periode nooit meer lente omdat Frisia, de ijskoningin, haar zus die voor de lente zorgt, heeft opgesloten. De sleutel van de kooi waarin de lente gevangen zit, werd in 11 stukken verdeeld en elk stukje werd een ielmannetje. Deze ielmannetjes bevinden zich in elk van de steden van de Elfstedentocht. Kunnen onze vrienden samen de elf steden op een dag aandoen en alle ielmannetjes terug in stukjes sleutel veranderen? Een leuke strip met een licht historische inslag en vele weetjes over de elf steden in Friesland die deel uitmaken van de Elfstedentocht.
Winterlandschappen
De Kleine IJstijd beïnvloedde heel wat schilders. In deze periode werden er namelijk heel wat mooie winterlandschappen geschilderd.
Pieter Breughel de Jonge en Pieter Breughel de Oude
Pieter Breughel de Oude schilderde winterlandschappen met heel veel personages die allemaal verschillende handelingen uitvoerden. Overal is er wel iets te zien en hoe meer je naar de schilderijen kijkt, hoe meer details je ontdekt. Het hoogtepunt voor het schilderen van de winterlandschappen was in 1565, wat samenvalt met het hoogtepunt van de Kleine IJstijd. Pieter Breughel de Jonge zette de traditie van zijn vader verder en kopieerde zelfs een aantal van zijn winterlandschappen.
Hendrick Avercamp
De Nederlander Hendrick Avercamp, ook wel de stomme van Kampen genoemd, schilderde heel wat mooie winterlandschappen met onder andere schaatsende mensen. Sommigen werden zelfs een beetje ondeugend afgebeeld, tenminste ondeugend voor die tijd. Elkaar kussen of een blote poep, daar kijkt nu niemand meer van op. Ook Hendrick Avercamp zocht duidelijk zijn inspiratie bij de familie Breughel.
Gaan we terug naar een Kleine IJstijd?
Volgens sommige klimatologen en de astronomen van het National Solar Observatory in Tucson, Arizona zouden we stilaan terug naar een Kleine IJstijd aan het gaan zijn, afgaand op de zonne-activiteit. In vergelijking met de vorige eeuw zijn er nu wel erg weinig vlekken. De huidige inactiviteit van de zon is vergelijkbaar met die van de tweede helft van de 17de eeuw. Deze periode wordt ook het Maunderminimum genoemd. De daling van het aantal zonnevlekken zou er op kunnen wijzen dat de temperatuur binnen een aantal jaren met zo'n anderhalve graad zou kunnen dalen volgens sommige klimatologen. Het KNMI daarentegen spreekt slechts van een daling van 0,2 tot 0,4 graden. Het broeikaseffect zorgt van zijn kant voor een opwarming van 0,2 graden. Deze twee invloeden zouden elkaar dus wel eens kunnen opheffen, zodanig dat er uiteindelijk niets aan het klimaat verandert. De Duitse klimatoloog Mojib Latif baseert zich dan weer op de oceanische oscillaties en de temperatuur van het water in de Stille en Atlantische Oceaan. Afgaande op de recente veranderingen voorspelt ook hij een periode van 20 à 30 jaar met heel strenge winters.
De mogelijke nieuwe Kleine IJstijd inspireert nu al
De mogelijk nakende Kleine IJstijd inspireert al jaren filmmakers en auteurs. Zo is er bijvoorbeeld het boek
"La Prophétie des Glaces" en de film "The Day After". In deze film leidt de temperatuursverandering ook tot overstromingen en sneeuwstormen.