Rechtssysteem in Nederland
Het rechtssysteem in Nederland bestaat uit vele onderdelen. Voor het begrijpen van het recht is het nuttig om eerst het rechtssysteem te belichten. Wat vaak interessante onderwerpen in het recht zijn, is het jeugdrecht en de wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Wat dezen precies inhouden valt hieronder te lezen.
De geschiedenis van het rechtssysteem in Nederland
Napoleon Bonaparte kwam in 1810 in Nederland, waarna hij in 1811 een rechtssysteem invoerde naar het Franse model. Toen al waren hierbij onafhankelijke rechters en werd het al het openbaar ministerie genoemd, of te wel Le Ministère Public. In 1813 kwam er alweer een einde aan de tijd van Napoleon, want toen werd Nederland onafhankelijk. De Franse wetgeving bleef echter in Nederland voort bestaan.
Er zijn nog wel veranderingen in de rol van het Openbaar Ministerie gekomen. Het OM trad vaak op bij civiele zaken en hield toezicht op de gerechten, dit doen zij tegenwoordig niet meer. In de negentiende eeuw had het OM de leiding over opsporing, en het tenuitvoerlegging van straffen. Deze rol heeft het OM nu nog steeds. Daarbij mag het OM als enige de strafzaken bij de rechter aanbrengen. De officier van justitie was ook al in de negentiende eeuw een onderdeel van het gerecht. De officier keek alleen vanuit het gerecht, dus naar wat de verdachte had gedaan en wat hij voor straf daarvoor moest hebben. Vanaf midden twintigste eeuw kreeg de officier van justitie ook meer contact met politie en andere instanties, in plaats van dat hij alleen zijn aandacht richtte op de rechter. Op die manier heeft de officier van justitie nu meer betrokkenheid bij de samenleving. Het Openbaar Ministerie wordt vanaf die tijd ook meer gezien als eindverantwoordelijke omtrent strafzaken, en is daarbij het recht dat opkomt voor de slachtoffers.
Alle zaken werden in de negentiende eeuw voor de rechter gebracht, waardoor ook de kleine zaken door de rechter moesten worden afgehandeld. Dit was echter erg lastig door de steeds hogere hoeveelheid zaken, waardoor in 1922 het schikkingsvoorstel werd bedacht. Dit hield in dat het OM bij overtredingen een schikkingsvoorstel aan de verdachte mocht doen, wat meestal een geldboete inhield. In 1983 werden ook lichte misdrijven als diefstal met een schikkingsvoorstel afgehandeld. In 1989 worden ook de verkeersovertredingen bij de rechter weggehaald, door overplaatsing naar het bestuursrecht. Sinds 2008 kan het OM ook zelf straffen opleggen aan een verdachte bij een overtreding of licht misdrijf.
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
De Justitiële Informatiedienst is de voorziener van informatie op het gebied van het strafrechtsketen. Zij is verantwoordelijk voor het verstrekken van correcte informatie aan alle betrokkenen in het strafrechtsketen. Op die manier kunnen strafrechtprocessen op een betrouwbare manier worden uitgevoerd en kan er een veiligere samenleving ontstaan. De Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens regelt in Nederland welke strafrechtelijke gegevens van mensen worden bewaard en hoelang die worden bewaard. Het register waarin deze gegevens staan heet het Justitieel Documentatie Systeem. Een onderdeel van de Justitiële Informatiedienst is dan ook het Justitieel Documentatie Systeem. In het Justitieel Documentatie Systeem worden alle misdrijven en een groot deel van de overtredingen gedocumenteerd. Er is wettelijk vastgelegd wie toegang heeft in dit register en bij welke informatie en voor welk doeleinde. Daarnaast is een onderdeel van het Justitieel Documentatie Systeem het Persoonsdossier. Hierin worden aan rechterlijke autoriteiten uitgebrachte psychiatrische en psychologische rapporten over onderzoeken naar gedrag of levensomstandigheden opgeslagen.
De gegevens staan dus gerapporteerd en in verschillende gevallen kan er worden gekeken naar die strafrechtelijke gegevens van een persoon. Werkgevers kunnen bijvoorbeeld nagaan of een sollicitant een strafblad heeft, waardoor deze sollicitant zou kunnen worden geweigerd. Ook voor het aanvragen van een VOG, een Verklaring Omtrent het Gedrag, die nodig is bij bepaalde banen of bijvoorbeeld stages, wordt er gekeken of er geen bezwaren zijn op dat werkgebied. De strafrechtelijke gegevens worden er dan ook bij gepakt, welke niet altijd een bezwaar zullen zijn maar soms wel. Er komen dus beperkingen in het leven door de geregistreerde strafrechtelijke handelingen.
In het Justitieel Documentatie Systeem is bepaald wat de bewaartermijn is voor de verschillende misdrijven en overtredingen. Misdrijven worden minstens twintig jaar bewaard in het register. Wanneer het een misdrijf is waar minimaal zes jaar gevangenisstraf op staat, worden de gegevens minstens dertig jaar bewaard. De gegevens worden vijftig jaar bewaard wanneer de gevangenisstraf meer dan twintig jaar is. Bij meer dan veertig jaar gevangenisstraf of bij zedenmisdrijven worden de gegevens tachtig jaar bewaard. De gegevens bij misdrijven worden na het overlijden ook nog bewaard, van twaalf jaar bij minder dan zes jaar gevangenisstraf, tot twintig jaar bij meer dan zes jaar gevangenisstraf.
Overtredingen worden minder lang bewaard, namelijk vijf tot tien jaar. Twee jaar na overlijden worden de gegevens van overtredingen verwijdert. Alle gegevens worden dus wel een tijd bewaard, waardoor een betrokkene ook nog lang kan worden geconfronteerd met de gevolgen van zijn daden. Naast het opslaan van de gegevens in Nederland worden de gegevens tot nu toe ook uitgewisseld met zeventien andere Europese lidstaten.
Het jeugdstrafrecht
Kinderen tot twaalf jaar die een strafbaar feit hebben gepleegd worden niet vervolgd. Justitie kan deze kinderen wel doorsturen naar Bureau Jeugdzorg, of een gesprek houden met de ouders van deze kinderen. Wanneer er een groot strafbaar feit is gepleegd door een kind kan de rechter wel ingrijpen, zodat er zicht wordt gehouden op dat kind door bijvoorbeeld een gezinsvoogd te benoemen. Wanneer een jongere tussen de twaalf en achttien jaar een strafbaar feit pleegt, valt hij onder het jeugdstrafrecht.
Bij uitzondering kunnen jongeren tot 21 jaar onder het jeugdstrafrecht vallen, en ook jongeren van zestien of zeventien jaar kunnen bij een ernstig delict berecht worden als een volwassene. In april 2014 kwam hier nog een wet bij, het adolescentenstrafrecht. Hierin komt meer ruimte om het volwassen strafrecht toe te passen op minderjarigen, en het jeugdstrafrecht op jongvolwassenen. Daarbij worden er criteria opgesteld in welke gevallen dit het beste kan worden toegepast, voor de doelgroep van vijftien tot drieëntwintig jaar.
De straffen
De straffen binnen het jeugdstrafrecht hangen af van het gepleegde delict. Bij lichte strafbare feiten kan een jongere naar Bureau Halt worden gestuurd. Hier krijgen ze een Halt-Straf, waarbij een jongere zijn fout kan rechtzetten. Wanneer deze straf goed wordt volbracht krijgt de jongere geen strafblad. Wanneer Bureau Halt wordt geweigerd door een jongere, of de straf wordt niet voldoende uitgevoerd, gaat de strafzaak van die jongere wel naar de officier van justitie. De rechter kan verschillende straffen aan een jongere opleggen. Er kan geëist worden om een boete of schadevergoeding te betalen, maar ook kunnen er goederen of eigendommen door het gerecht worden ingenomen. Een andere straf is de GBM, de gedragsbeïnvloedende maatregel. Dit bestaat uit een of meerdere trainingen of behandelingen. Hierbij houdt de jeugdreclassering toezicht op de jongere. De taakstraf is een ander voorbeeld, welke inhoudt dat een jongere een werkstraf en/of een leerstraf moet voldoen. Vaak wordt deze straf gebruikt voor niet al te zware delicten.
Een werkstraf is het doen van onbetaalde arbeid, en een leerstraf is het doen van een leerproject. De Raad voor de Kinderbescherming begeleidt een jongere die zo’n taakstraf moet voldoen. Nog een straf die een jongere kan worden opgelegd is jeugddetentie, waarbij een jongere terecht komt in een justitiële jeugdinrichting. In die inrichting moeten de jongeren naar school, waarbij ze speciale lessen krijgen over bijvoorbeeld sociale vaardigheden. Jongeren van twaalf tot vijftien jaar kunnen hier maximaal één jaar zitten, jongeren van zestien of zeventien maximaal twee jaar. Nachtdetentie is een vorm van de jeugddetentie, waarbij de jongeren overdag naar hun eigen school gaan maar daarbuiten in een justitiële inrichting zitten. Een straf die wordt opgelegd bij jongeren die een intensieve behandeling en begeleiding nodig hebben is de PIJ-maatregel. Dit kan opgelegd worden wanneer een jongere een gedragsstoornis heeft, en de recidive hoog ligt. Bij die maatregel wordt een jongere ook in een justitiële jeugdinrichting geplaatst, maar voor minimaal drie jaar. Dit kan nog worden verlengd tot maximaal zeven jaar. In het laatste jaar van de maatregel kan de jongere met een voorwaardelijke beëindiging buiten de instelling treden. Dit wel onder begeleiding van de jeugdreclassering, om te voorkomen dat de jongere dezelfde fout weer in gaat.