Rechtsbronnen: de Gewoonte
De derde rechtsbron die wij in ons Nederlandse recht kennen, is de Gewoonte. Dit zijn bindende rechtsregels, welke niet in onze wet zijn vastgelegd, maar wel degelijk gelden binnen een bepaalde groep mensen. De rechter maakt ook gebruik van deze gewoonterechtelijke regels tijdens het rechtspreken en dus zijn ze zeer zeker wel van belang.
De Gewoonte
De meeste gelden en ook bindende rechtsregels uit ons rechtssysteem zijn vastgelegd in de wet, de jurisprudentie en in verdragen. Toch zijn bepaalde rechtsregels in ons systeem ook bindend zonder dat ze zijn vastgelegd, dit zijn vaak de gewoonterechtelijke regels. Een rechter zal moeten uitzoeken of een rechtsregel echt een gewoonterechtelijke regel is. Daarna kan de rechter zijn vonnis pas op een dergelijke regel baseren. De rechter doet dit door de regel aan twee belangrijke criteria te toetsen:
1. Als eerste moet de rechtsregel of de gewoonte al voor langere tijd in gebruik zijn. Het gebruik moet ononderbroken zijn en ook vaak genoeg herhaald zijn binnen een bepaalde maatschappelijke kring. Een regel wordt dus pas een bindende regel, als dit een gewoonte is geworden en vaak genoeg wordt gebruikt binnen een bepaalde groep personen. Dit kan bijvoorbeeld binnen de bouwwereld zijn of binnen een tak van de handel.
2. Als een regel wordt gezien als een gewoonte en dus als een rechtsregel, zijn we er nog niet. Het langdurige gebruik van een regel moet namelijk algemeen geaccepteerd worden. De kring waarbinnen de gewoonte circuleert als rechtsregel moet in de overtuiging zijn dat de regel ook echt nageleefd moet worden. Een gewoonte moet dus met andere woorden een rechtsnorm zijn geworden. Pas als mensen vinden dat een regel gelding heeft een afgedwongen kan worden, is er sprake van een rechtsnorm. Als dit het geval is, kunnen we spreken van een gewoonterechtelijke rechtsregel. Houd wel in de gaten dat een regel van gewoonterecht een ongeschreven rechtsregel is, welke wel degelijk verbindend is!
Vroeger en nu
Voor de codificaties (op schrift stellen van regels) uit de 19de eeuw waren de meeste wetten gewoonterechtelijke regels. Regels waren nog niet vastgelegd, maar voldeden wel aan de twee hierboven genoemde criteria om als bindende ongeschreven regel te kunnen gelden. De meeste gewoonterechtelijke regels zijn tijdens de codificatieperiode wel vastgelegd in wetboeken. Dit gebeurde na de Franse Revolutie van 1789, toen het volk behoefte kreeg aan meer duidelijkheid bij wetgeving en rechtspraak. Na de codificatie was de wet de enige rechtsbron, voor gewoonterechtelijke regels was geen plaats. Gelukkig is de gewoonte in de loop der jaren geaccepteerd als een onafhankelijke rechtsbron binnen ons recht. Vaak worden gewoonterechtelijke regels, als ze natuurlijk aan de criteria voldoen, opgenomen in onze wetboeken.
Burgerlijk recht en Staatsrecht
Het gewoonterecht speelt vooral een rol in ons burgerlijk- en staatsrecht. In het burgerlijk recht verwijzen wetsartikelen in het Burgerlijk wetboek vaak naar ons gewoonterecht. Zo vertelt art. 248 lid 1 van boek 6 Burgerlijk wetboek (BW) ons, dat een overeenkomst tot stand komt door afspraken die partijen met elkaar maken. Deze afspraken kunnen gebaseerd zijn op de wet, maar tegenwoordig ook op de gewoonte. Zo kunnen partijen dus eigenlijk heel vrij een overeenkomst opstellen, door middel van ons gewoonterecht.
Vooral het staatsrecht wordt door het gewoonterecht geleid. Dit komt door onze wetboeken. In het bestuurs- straf- en burgerlijkrecht bestaan wetboeken welke uitleg geven over processuele zaken omtrent deze rechtsgebieden. Voor het staatsrecht bestaat dat niet. Een proces voeren binnen het staatsrecht is niet mogelijk, omdat hierover geen regels zijn gemaakt. Het staatsrecht gaat voornamelijk over overheidsorganen en hun organisaties. Deze kunnen natuurlijk onderling conflicten hebben en dit zal dus moeten worden opgelost volgens gewoonterechtelijk regels. Een bekende regel van ons gewoonterecht is de vertrouwensregel. Dit is een regel, ongeschreven, welke geldt tussen kabinet en de Tweede Kamer. Het kabinet heeft tijdens zijn regeringsperiode namelijk het vertrouwen van de Tweede Kamer nodig om te kunnen regeren. Deze regel is niet vastgelegd in de wet, maar geldt wel degelijk in ons rechtssysteem.
Ook de formatie van ons kabinet is voor het overgrote gedeelte gebaseerd op gewoonterechtelijke regels. Als de wet dus niks zegt en er geen gerechtelijke controle is, zullen we moeten vertrouwen op ons gewoonterecht. In ons staatsrecht is gewoonterecht dus van zeer groot belang en dus blijft deze rechtsbron absoluut noodzakelijk in onze staat.