Vertegenwoordiging: de volmacht
Wanneer een tussenpersoon voor een ander handelingen in diens naam uitvoert, spreken wij van vertegenwoordiging. We onderscheiden verschillende vormen van vertegenwoordiging. Voorbeelden zijn de volmacht, directe vertegenwoordiging en indirecte vertegenwoordiging. Door een handeling van vertegenwoordiging wordt de tussenpersoon niet gebonden aan de overeenkomst, maar de vertegenwoordigde wel. In dit artikel zal ik de volmacht als vorm van vertegenwoordiging uiteenzetten.
Inleiding
In ons Burgerlijk wetboek (hierna: Bw) zijn tegenwoordig vele artikelen opgenomen die betrekking hebben op de vertegenwoordiging in het burgerlijk recht. Bij vertegenwoordiging is er een vertegenwoordiger, een vertegenwoordigde en een derde. De vertegenwoordiger voert in dit geval een rechtshandeling uit voor de vertegenwoordigde, deze rechtshandeling wordt uitgevoerd tegenover een willekeurige derde. In de meeste gevallen is het de vertegenwoordigde die kiest welke rechtshandeling door de vertegenwoordiger wordt verricht. Dit is helaas niet altijd het geval en daarom is dit fenomeen ook in de wet vastgelegd en bestaan hieromtrent verschillende regels.
We kennen verschillende vormen van vertegenwoordiging. Zo hebben we de belangrijkste vorm:
de volmacht. Ook kennen we natuurlijk de vertegenwoordiging van minderjarigen en andere handelingsonbekwamen, zoals ondercuratele gestelden. In het bedrijfsleven kan een rechtspersoon niet voor zichzelf spreken of handelen en heeft daarom volgens de wet ook een vertegenwoordiger nodig. Ditzelfde geldt voor vertegenwoordiging tijdens en na een faillissement. Ik beperk mij hier tot een korte uitleg over vertegenwoordiging in de vorm van de volmacht.
De volmacht
Artikel
3:60 lid 1 BW: 'Volmacht is de bevoegdheid die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten'. Ten eerste een opmerking over het woord
rechtshandeling. Dit is een handeling van een persoon met een beoogd rechtsgevolg en dit rechtsgevolg is dan weer gebaseerd op een gerichte wil van die persoon. Een volmacht kan dus alleen volstaan bij een gerichte wil, bij een beoogd rechtsgevolg. Feitelijke handelingen, zoals de rechtmatige en de onrechtmatige daad, zijn dus niet vatbaar voor vertegenwoordiging. Hiernaast is het van belang om te weten dat de volmacht vormvrij is; de wet stelt dus eigenlijk geen regels voor de totstandkoming van een volmacht. Daarnaast kennen we twee belangrijke soorten van volmacht: de
algemene en de bijzondere volmacht. Bij de algemene volmacht krijgt de gevolmachtigde het recht om alle handelingen en rechtshandelingen voor de volmachtgever uit te voeren, tenzij hierop uitzonderingen zijn gemaakt. Bij de bijzondere volmacht krijgt de gevolmachtigde 'slechts' het recht om bepaalde rechtshandelingen uit te voeren voor de volmachtgever.
In naam van
Ook moet ik aandacht besteed aan de woorden
'in naam van'. De gevolmachtigde verricht een rechtshandeling in naam van de volmachtgever. Dit betekent dat de volmachtgever partij wordt bij de gesloten overeenkomst, niet de gevolmachtigde. De gevolmachtigde staat als het ware tussen beide partijen in en is geen partij geworden bij de overeenkomst. Dit roept echter nog wel eens vragen op, vooral bij de derde. Wat kan de derde nou eigenlijk verwachten van de andere partij? Wie partij wordt bij een overeenkomst is voor de derde namelijk van groot belang. Vaak ontstaat er verwarring over de hoedanigheid van partijen, vooral als er sprake is van een mondelinge overeenkomst. In een aantal arresten heeft de
Hoge Raad het volgende bepaald: hetgeen partijen van elkaar weten, hetgeen ze tegenover elkaar hebben verklaard en hoe ze zich tegen elkaar hebben gedragen is van belang voor de bepaling over wie partij is geworden in een overeenkomst en wie dus de gevolmachtigde was bij de overeenkomst.
Volmacht of lastgeving
De
volmacht mag niet verward worden met de
lastgeving. Bij de lastgeving onstaat er voor de lasthebber een verplichting tot handelen voor de lastgever (art. 7:414 BW). Bij volmacht is de gevolmachtigde niet verplichting de handeling voor de volmachtgever te verrichten. Er ontstaat bij volmacht dus geen verbintenis, bij lastgeving wel. Houd wel in het oog dat de volmachtgeving wel een rechtshandeling is, ook al brengt het geen verplichting mee voor de gevolmachtigde. De belangrijkste volmacht is die uit ons dagelijks leven, zoals wanneer partners elkaar over en weer de volmacht geven om over elkaars bankrekeningen te beslissen. Andere vormen van volmacht zijn de curatele, het bewind of het mentorschap.
Art. 3:63 en 3:64 BW
Artikel 3:63 BW legt ons regels op over de
handelingsonbekwamen. Een handelingsonbekwame mag zelf geen rechtshandelingen verrichten, vaak worden zij daarvoor vertegenwoordigd. Een handelingsonbekwame mag zelf geen volmacht geven, alleen voor rechtshandelingen die zij zelf nog wel mogen verrichten. Een onbekwame mag zelf optreden als gevolmachtigde, omdat hij hierbij een rechtshandeling voor een ander verricht, niet voor zichzelf. Art. 3:64 BW leert ons dat de gevolmachtigde in beginsel zelf moet handelen voor de volmachtgever. De wet noemt hier echter een aantal uitzonderingen, zie hiervoor de wet!
Derdenbescherming
Nu kom ik aan bij het bespreken van de positie van de wederpartij bij de volmacht. Hiervoor heb ik enkel nog gesproken over de gevolmachtigde en de volmachtgever. Nu speelt de derde doorgaans ook een grote rol bij de volmacht. Het kan namelijk zijn dat een gevolmachtigde de grenzen van de volmacht heeft overschreden, of nog erg, helemaal zonder volmacht handelde. Dit is vaak nadelig voor de volmachtgever, maar natuurlijk ook voor de wederpartij. Hoe zit het nu met de bescherming van de wederpartij tegen een onjuist uitgeoefende volmacht?
Bescherming van de wederpartij is in twee artikelen vastgelegd. Ten eerste natuurlijk in artikel 3:35 BW, waarin het vertrouwensbeginsel is opgenomen. Dit beginsel wordt ook wel aangeduid als het gerechtvaardigde vertrouwen van de wederpartij in een gedraging van de andere partij. Dit algemene artikel ziet op alle rechtshandelingen en aangezien de volmacht een rechtshandeling is, slaat dit artikel ook op de volmacht. Een specifiekere bepaling over het vertrouwen bij volmacht is artikel
3:61 lid 2 BW. Dit artikel kent twee vereisten. Ten eerste moet de wederpartij vertrouwd hebben op een toereikende volmacht van de gevolmachtigde. De wederpartij mocht dus niet weten dat de gevolmachtigde geen toereikende volmacht bezat of helemaal buiten een volmacht om handelde. Bij het
gerechtvaardigde vertrouwen moeten we vooral kijken naar de redelijkheid en billijkheid van artikel 6:2 BW.
Het tweede vereiste wordt wel het toedoen-beginsel genoemd. Uit een handeling of gedraging van de volmachtgever moet blijken dat de wederpartij mocht vertrouwen op een toereikende volmacht van de gevolmachtigde. De volmachtgever heeft dus zelf ook een aandeel in de ontoereikende volmacht. Dit kan zich uiten in een positieve verklaring of gedraging, maar ook in een niet-doen van de volmachtgever. Als aan deze twee vereisten van artikel 3:61 lid 2 BW is voldaan, wordt de volmachtgever gebonden aan de door de gevolmachtigde onterecht gemaakte verbintenis tussen volmachtgever en wederpartij.
In de rechtspraak wordt tegenwoordig de meeste waarde gehecht aan het
vertrouwensbeginsel, het eerste vereiste uit art. 3:61 lid 2 BW. Vaak kan het zijn dat een volmachtgever toch gebonden wordt aan een overeenkomst die zonder zijn uitdrukkelijke volmacht is gesloten. Hierbij kijkt de Hoge Raad niet alleen naar het vertrouwen en het toedoen, maar ook naar de overige omstandigheden van het geval, ook wel het risico genoemd. Zo moet er bijvoorbeeld worden gekeken naar de positie van de gevolmachtigde en de organisatie van waaruit de volmachtgever handelt.
Wanneer een handeling door een gevolmachtigde onbevoegd is begaan, is de volmachtgever in beginsel dus niet gebonden. De volmachtgever is wel gebonden als aan de twee hierboven vermeldde criteria van art. 3:61 lid 2 BW is voldaan. De volmachtgever kan echter de onbevoegd aangegane rechtshandeling
bekrachtigen door art. 3:58 BW. Bekrachtiging is een rechtshandeling, en dan wel een rechtshandeling tussen de volmachtgever en de wederpartij, de gevolmachtigde speelt hierbij geen rol meer!
Rechtsgevolgen van de volmachtverlening
Het belangrijkste
rechtsgevolg van de volmachtverlening is natuurlijk het ontstaan van een verbintenis tussen de volmachtgever en de derde als wederpartij. Hierbij valt de gevolmachtigde er tussen uit en doet dus niet mee in de verbintenis. Als de gevolmachtigde de grenzen van zijn volmacht echter heeft overschreden, dan is dit natuurlijk een ander verhaal. Allereerst moet duidelijk zijn, dat de gevolmachtigde een volmacht niet hoeft uit te voeren, tenzij dit in een overeenkomst is vastgelegd. Dit laatste wordt vaak gedaan in combinatie met een andere overeenkomst. Als de gevolmachtigde toch gebruik maakt van zijn volmacht, behoort hij dit wel correct te doen. Maakt hij gebruik van zijn volmacht maar heeft hij daarbij de grenzen overschreden, of doet hij net of hij gevolmachtigde is en is hij dit niet, dan bestaan er voor hem sancties. Art. 3:70 BW geeft aan dat de gevolmachtigde in moet staan voor het bestaan en de omvang van de volmacht tegenover de wederpartij. Hieruit vloeit voort dat de gevolmachtigde
schadevergoeding moet betalen, ook wel vergoeding van het positief belang genoemd. Hierbij moet de wederpartij in de toestand worden gebracht die er zou zijn als de rechtshandeling wel bevoegd was verricht.