Ons zonnestelsel: beknopte informatie
Op de keper beschouwd zijn de Aarde en de andere 8 hemellichamen die om de Zon draaien een overblijfsel van het geboorteproces van de Zon. Door de enorme toegenomen massa tijdens de vorming van de Zon ontstond er vanuit de Zon een zwaartekracht, waardoor alle materie in de omgeving samenklonterde tot hemellichamen en sindsdien om de Zon cirkelen. In dit artikel aandacht voor enkele feiten over ons zonnestelsel en de vroegere godencultuur.
Het zonnestelsel
Ons zonnestelsel bestaat, naast de zon die zelf een ster is, uit 9 planeten. De planeten zijn onder te verdelen in kleine planeten (Aarde, Mercurius, Venus en Mars) en reuze planeten (Saturnus, Uranus, Jupiter en Neptunus). Daarnaast is er een dwergplaneet, Pluto. Het zonnestelsel bestaat ongeveer 5 miljard jaar.
De zon
- Diameter: 1.392.000 km (109 keer de middellijn van de aarde.)
De zon is een enorme gloeiende gasbol; hij bevat 99% van alle materie in ons zonnestelsel. In het centrum van de zon vindt kernfusie plaats, waarbij waterstof wordt omgezet in helium. Daarbij ontstaat veel warmte en licht; in de zonnekern is de temperatuur 15 miljoen graden celcius. De zon blijft branden tot alle waterstof op is. Dat duurt nog ongeveer 5 miljard jaar.
De oude Egyptenaren vereerden de zonnegod Ra, die elke dag met de zon in zijn boot langs de hemel roeide. Onderweg moest hij vechten met de slangengod Apep, die de wereld in duisternis wilde hullen. Bij zonsverduisteringen was Ra even de controle kwijt.
De Aarde
- De gemiddelde afstand tot de zon: 150.000.000 km
- Omlooptijd: 364,3 aardse dagen
- Diameter: 12.756 km
De Aarde legt in zijn baan om de zon 108.000 km per uur af. Zelf merken we dat niet, immers we reizen even snel mee. De aarde is de enige planeet in het zonnestelsel waar leven is. Leven op aarde wordt mogelijk gemaakt door de dampkring en door magnetische velden daarbuiten, die ons tegen de dodelijke staling van de zon beschermen.
In veel culturen werd de Aarde als een godin gezien. In de Noordse mythologie komt ze voor als moedergodin Jord. In de moderne Gaia theorie wordt de Aarde opgevat als een levend organisme dat door zelfregulatie een geschikt milieu voor het leven in stand houdt.
Mercurius
- Gemiddelde afstand tot de zon: 58.000.000 km
- Omlooptijd: 88 aardse dagen
- Diameter: 4878 km
Mercurius is de naaste buur van de zon. Hij is veel kleiner dan de aarde (0.4 maal kleiner dan de aardse middellijn). De zon schijnt er zesmaal zo fel als op aarde.
Mercurius was de snelvoetige boodschapper in de Romeindse godenwereld. De Romeinen noemden de planeet naar hem omdat hij zo snel langs de nachthemel lijkt te bewegen.
Venus
- Gemiddelde afstand tot de zon: 108.000.000 km
- Omlooptijd: 225 aardse dagen
- Diameter: 12.102 km
Venus was de Romeinse godin van liefde en schoonheid. De planeet Venus is niet aantrekkelijk voor levensvormen: er hangt dichte bewolking van zwavelzuur, de temperatuur aan het oppervlak is 480 graden celcius en er zijn geen oceanen. Venus draait andersom rond zijn as; de zon komt er dus in het westen op.
De godin Venus was een geliefd onderwerp voor kunstenaars uit de renaissance; die hadden zo een excuus blote vrouwen te schilderen of te beeldhouwen. Men noemde gewoon alle naaktportretten 'Venus', ook als ze de buurvrouw voorstelden.
Mars
- Gemiddelde afstand tot de zon: 228.000.000 km
- Omlooptijd: 687 aardse dagen
- Diameter: 6800 km
Men heeft een tijd de gedachte gehad dat er ook leven mogelijk zou zijn op Mars, echter hier is nooit wetenschappelijk bewijs voor geleverd.
Mars lijkt wat rood aan de hemel; daarom noemden de Romeinen de planeet naar hun oorlogsgod. Volgens de legende waren Romulus en Remus (stichters van de stad Rome) zonen van Mars.
Jupiter
- Gemiddelde afstand tot de zon: 778.000.000 km
- Omlooptijd 4332 aardse dagen
- Diameter: 143.000 km
Jupiter is de grootste planeet van ons zonnestelsel; hij heeft 11 maal de diameter - en 318 maal de massa van de Aarde. Hij heeft geen hard oppervlak, maar bestaat uit gasvormige lagen die naar binnen toe steeds dichter worden. Jupiter heeft veel manen; de vier grootste waren al door Galilei ontdekt.
Jupiter was de oppergod in de Romeinse godenwereld. De Grieken noemden hem kortweg Zeus en hielden te zijner ere de Olympische spelen.
Saturnus
- Gemiddelde afstand tot de zon: 1427.000.000 km
- Omlooptijd: 10.760 aardse dagen
- Diameter: 120.500 km
Saturnus is de op één na grootste planeet; maar hij heeft een geringe dichtheid (in feite zou hij op water kunnen blijven drijven). Hij heeft ringen; men neemt aan dat deze ringen uit brokstukken van verbrijzelde manen bestaan.
De Romeinen hielden elke winter tijdens de zonnewende het Saturnalia-feest. Het was dan verboden oorlog te voeren en men gaf elkaar cadeaus; slaven kregen tijdelijk de macht over hun meesters. De Christenen namen het feest over, maar noemden het 'Kerstmis'.
Uranus
- Gemiddelde afstand tot de zon: 2870.000.000 km
- Omlooptijd: 30.707 aardse dagen
- Diameter: 51.118 km
Uranus werd in 1781 ontdekt door de in Duitsland geboren astronoom William Herschel (die hem eigenlijk naar de Britse koning Gorge III had willen noemen). Net als Saturnus heeft hij ringen, opgebouwd uit stof en ijs. Hij staat scheef, misschien door een botsing met een andere planeet.
Uranus was de god van de hemel. Hij sloot zijn kinderen diep in de Aarde op. Uit boosheid daarover organiseerde hun moeder Gaia een opstand, om hem af te zetten.
Neptunus
- Gemiddelde afstand tot de zon: 4500.000.000 km
- Omlooptijd: 60.200 aardse dagen
- Diameter: 49.500 km
Een grote planeet - de Aarde past er 60 maal in. Het is ook weer zo'n gasreus met een kern van ijs en rotsen. Hij heeft een paar vage ringen.
Neptunus is de god van de zee.
Met zijn drietand kon hij stormen en getijden oproepen.
Vreemd genoeg gold hij ook als de god van de paarden, die hij heeft geschapen.
Pluto
- Gemiddelde afstand tot de zon: 5913.000.000 km
- Omlooptijd: 90.600 aardse dagen
- Diameter: 2300 km
Pluto maakt deel uit van een gordel van ijzige asteroïden die buiten de baan van Neptunus hun rondjes om de zon draaien. Er zijn duizenden van zulke koude wereldjes.
Pluto was de Griekse god van de onderwereld. Hij roofde Persephone, de dochter van de graangodin Demeter. Deze nam dat natuurlijk niet en liet alle oogsten mislukken. Er kwam een compromis: Pluto mocht Persephone telkens een half jaar lenen, maar in die tijden zou het graan niet groeien - in de wintermaanden dus.