Het ontstaan van steenkool
Steenkool is een fossiele delfstof, steenkool is het restant van organisch materiaal, vandaar de naam fossiele delfstof. Een bijproduct van steenkool is aardgas.
Er vindt een inkolingsproces plaats; dit houdt in dat het koolstofgehalte steeds groter wordt, dus je krijgt:
materie | koolstofgehalte |
levende plant | 50% |
veen(turf) | 60% |
bruinkool | 70% |
steenkool | vanaf 80% |
antraciet | ongeveer 95% |
diamant | 100% |
Een voorwaarde voor het ontstaan van steenkool: De lagen moeten steeds dieper wegzakken en er moeten steeds nieuwe lagen bovenop komen, waardoor grotere druk ontstaat, waardoor het dus warmer is. Druk en warmte gaan rechtevenredig met elkaar. De temperatuurverhoging ontstaat aan de onderkant dus hoe dieper, hoe warmer het is. Het duurt miljoenen jaren om van een levende plant bij het eindstation diamant te komen.
De voorwaarden voor steenkoolvorming
- Planten
- Moerassen
- Dalingsgebied
Planten: Er is heel veel plantaardig materiaal nodig. Daarom is het tropische regenwoud het beste, hier zijn superveel planten.
Moerassen: Een moeras is ondiep water met heel veel planten erin. Zodra er geen licht meer op de bodem kan schijnen kunnen er geen planten meer groeien.
Er moet een dalingsgebied zijn: Als de sedimentatie groter is dan de daling krijg je verlanding van het moeras, waardoor het moeras dus verdwijnt. Als de daling groter is dan de sedimentatie wordt het moeras een meer en heb je dus nog steeds geen goede situatie dus er moet iets anders zijn. De daling moet ongeveer in evenwicht zijn met de sedimentatie. Voor steenkoolvorming moet het moeras intact blijven, omdat al het organische materiaal onder water moet liggen.
Een voorbeeld uit de praktijk: Als je bladeren op straat neerlegt is het na ongeveer een jaar verteerd door de invloed van zuurstof, in het water is het zuurstofarm dus verteren de bladeren niet.
Het moeras wordt dus van 2 kanten bedreigd. Als de sedimentatie groter is als de daling komt er verlanding. Het moeras slibt dan dicht en er gaan groeien bomen. Het organische materiaal vergaat dan. Als de daling echter groter is dan de sedimentatie ontstaat er een meer en gaat en groeit er niks meer aan planten, met uitzondering van de planten aan het water. Op de wereld zijn er meer situaties/periodes dat er geen evenwicht is dan dat er wel evenwicht is.
De geologie van Europa met betrekking op de steenkoollaag
Ter hoogte van de Noordzee vind je de zogenaamde Noordzeebekken; dit is een groot dalingsgebied dat al miljoenen jaren lang wordt opgevuld met sedimenten. In Midden-Europa is er een stijgingsgebied tussen de Ardennen en de Alpen. Een dalingsgebied en een stijgingsgebied komen altijd samen voor omdat het elkaar in evenwicht moet houden. Er is een zogenaamd scharnierpunt van de geologische wip die zo'n 100 kilometer breed is. Deze scharnierpunten liggen op de rand van een dalingsgebied en een stijgingsgebied. De scharnierpunten zijn de beste plekken voor steenkool, maar ook voor andere delfstoffen. Aan de ene kant van het scharnierpunt liggen de steenkoollagen heel diep, dit is aan de kant van het dalingsgebied. Aan de kant van het stijgingsgebied is een deel van de steenkoollagen verdwenen door erosie en verwering, deze stukjes zijn niet meer te vinden omdat het te klein is of helemaal is afgebroken. De steenkoollagen bij stijgingsgebieden verweren, omdat ze op een gegeven op de bergen liggen en de bovenkanten van bergen verweren en eroderen nou eenmaal.
Alle industriegebieden worden op zo'n scharnierpunt gebouwd. Je moet nu niet denken dat er heel veel steenkool in de grond zit. De carboonlaag, waar het steenkool in te vinden is, is zo'n 1200 meter dik en slechts 50 meter bestaat uit steenkool. De carboonlaag is verdeeld in ongeveer 40 lagen. Het aardgas, wat een bijproduct is van steenkool, kan niet op deze ondiepe plekken worden gewonnen, dus al het aardgas dat wij gebruiken komt diep uit de aardkorst.