Het zonnestelsel: Enceladus (maan Saturnus)
Enceladus is een maan die behoort bij de planeet Saturnus. De zeer koude maan is het witste en meest reflecterende hemellichaam van het zonnestelsel. Er zijn geisers van vermoedelijk waterdamp, waardoor er ergens een warmtebron moet zijn. De geisers spuiten ijsdeeltjes omhoog tot een hoogte van maar liefst bijna 500 kilometer. Geologisch gezien is deze maan erg actief en vermoedelijk gaat er onder de ijskorst een oceaan schuil.
Saturnus
Vanaf de zon gezien is Saturnus de zesde planeet. Ons zonnestelsel bestaat uit de planeten: Mercurius, Venus, aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. Vroeger behoorde Pluto ook nog tot dit rijtje, maar tegenwoordig wordt dit hemellichaam niet meer gezien als planeet. Saturnus is opvallend vanwege zijn grote ringen. Het is een planeet die geen vast oppervlakte heeft zoals de aarde, maar hij is van binnen vloeibaar en van buiten bestaat hij uit gas. De planeet heeft 62 manen, waarvan de bijzondere maan Enceladus er een van is.
Enceladus
Enceladus is niet zo groot en heeft een doorsnede van slechts 498 kilometer. Hij is niet veel groter dan Mimas, een andere maan van Saturnus. Volgens de grootte is Enceladus de zesde maan van Saturnus. Toch is Enceladus totaal anders dan zijn broertje Mimas. Enceladus is een actieve maan en hij spuit glinsterende ijskristallen de ruimte in die verlicht worden door de zon. Dit geeft een spectaculair beeld omdat deze fonteinen wel tot enkele honderden kilometers hoog kunnen zijn.
Basisgegevens:
- Afstand tot Saturnus: 237.000 - 239.000 kilometer
- Omlooptijd: 1,37 aardse dagen
- Rotatieperiode: 1,37 aardse dagen
- Middellijn: 498 km/0,04 x aarde
- Massa: 110 biljard ton
- Oppervlaktetemperatuur: -240 tot -128 graden Celsius
- Samenstelling dampkring: water (91%), stikstof (4%), kooldioxide (3,2%) en methaan (1,7%)
Actieve maan
Voordat NASA de ruimtesonde Cassini in het jaar 2008 foto’s liet maken van deze mooie maan, waren er al aanwijzingen dat deze maan geen dode wereld was. Het is de meest witte en het sterkst reflecterende hemellichaam binnen ons zonnestelsel. Alles is bedekt met sneeuw. Op het zuidelijke halfrond lopen breuklijnen, dat doet vermoeden dat er verschillende korstlagen zijn. Dit betekent dat er warmte moet zijn, waardoor er activiteit is. Een deel van de warmte wordt vermoedelijk veroorzaakt door de getijdenwerking van de maan Dione. Toch moet er ook een andere bron van warmte zijn. Enceladus behoort samen met de planeet Mars en de maan Europa van Jupiter, tot de hemellichamen waar vermoedelijk water voorkomt. Onder de dikke ijskorst gaat waarschijnlijk een oceaan schuil.
Geisers
Bijna al het zonlicht wordt door het oppervlak gereflecteerd. Dit zorgt ervoor dat de gemiddelde temperatuur tot wel onder de – 200 graden Celsius kan komen. In 2005 werden de ijsspuwende geisers ontdekt. Sommige geisers spuwen ijsdeeltjes de ruimte in tot een hoogte van wel bijna 500 kilometer. In 2006 werd bekend dat de ruimtesonde Cassini mogelijk waterdamp heeft gevonden in de geisers. Dit verklaart dat er ergens warmte vandaan moet komen.
Oceaan
Tijdens het onderzoek van de geisers op Enceladus is het vermoeden ontstaan dat er zich een vloeibare oceaan onder het bevroren oppervlak van de maan bevindt. Wellicht is dit het eerste bewijs van vloeibaar water buiten de aarde. Hetzelfde vermoeden geldt voor de maan Europa, behorend bij de planeet Jupiter. De geisers van Enceladus zijn vermoedelijk een bron voor het ringmateriaal van een van de ringen van Saturnus.
Ruimteonderzoek
De ruimtesonde Voyager 1 passeerde Enceladus in het jaar 1980, maar op grote afstand. In 1981 passeerde Voyager 2, die betere beelden kon maken dan Voyager 1. Het jonge maanoppervlak werd voor het eerst bekeken. In 2004 passeerde het ruimtevaartuig Cassini en werd er beeldmateriaal tot zo’n 175 kilometer van het oppervlak. De nadering van Cassini in 2008 heeft water, warmte en organische moleculen aangetoond. Tot nu toe is er geen leven ontdekt op de maan. Misschien dat er in de toekomst een mogelijkheid is om onder de ijskorst te kijken om te zien of er sporen zijn van een wellicht primitieve levensvorm.