Een meteo-tsunami in Nederland is een vloedgolf

- Het verschil tussen een tsunami en een meteo-tsunami
- Het ontstaan van onweerswolken
- Dalende luchtdruk en een onweersneus
- Ondiep water
- Schade bij een tsunami
- Schade bij een meteo-tsunami
Het verschil tussen een tsunami en een meteo-tsunami
Een tsunami is een onverwachte vloedgolf uit zee waarvan de meest voorkomende oorzaak een aardbeving in de bodem van de zee is. De beweging van verschillende aardschollen maakt dit mogelijk in de Indische en Grote Oceaan maar in de Atlantische Oceaan, waarvan de Noordzee een randzee is, gebeurt dit nooit. Toch is er af en toe sprake van een onverwachte hoge vloedgolf. Ongeveer acht maal per jaar komen vloedgolven voor van meer dan 25 centimeter hoger dan normaal, tot een hoogte van wel twee meter. Dit heet een meteo-tsunami of seiche en heeft als oorzaak plotselinge luchtdrukveranderingen tijdens de aanstormende onweersbuien vanaf zee. Deze meteo-tsunami’s komen vooral in het voorjaar voor, wanneer het zeewater nog koud is.Vloedgolf, springvloed en stormvloed
Een vloedgolf of tsunami begint als een golf op open zee en door ondiep water wordt de golf groter en groter, wel tot twee keer zo groot als het begin van de golf. Deze golf kan beginnen als gevolg van een aardbeving op de zeebodem (tsunami) of ten gevolge van het weer (meteo-tsunami). Onder invloed van de maan, zon en aarde kan het getij (de beweging van eb en vloed) erg hoog worden, zogenaamd springvloed of springtij. Het water langs de kust bij bijvoorbeeld Nederland, wordt dan hoog opgestuwd. Wanneer het tijdens springvloed stormt en het water extra hoog is, spreken we van een stormvloed. De stormvloed van 1953 is de veroorzaker van de watersnoodramp in Zeeland toen verschillende dijken doorbraken. Springvloeden en stormvloeden veroorzaken echter geen tsunami's.

Het ontstaan van onweerswolken
Wanneer er tropische dagen gemeten worden in Nederland dan is het dertig graden of meer. Dit is vaak het geval met een zuidwestenwind, een warmtefront. Vaak ontstaan bij tropisch en warm weer verschillende onweerswolken die voor en langs een koudefront gevormd worden, een 'squall line' geheten of quasi-lineair convectief systeem (QLCS). Dit is een koudefront met bliksemontladingen, hagel en veel wind.Door de eerdere warmte stijgt de lucht op boven de Noordzee, omdat warme lucht een kleinere dichtheid heeft dan koude lucht wanneer het genoeg vocht bevat (convectie). Door de wisselende luchtlagen ontstaan de verschillende onweerswolken en de luchtdruk wordt zeer variabel. Doordat de warme lucht gaat stijgen drukt het namelijk de koude luchtstroom naar beneden, die het zeewater als het ware naar beneden drukt. Daardoor ontstaat er een golf die hoger wordt bij een grillige en ondiepe zeebodem. Op radarbeelden is dit fenomeen zichtbaar en dit wordt een boogecho of bow-echo genoemd. Onweersbuien kunnen vergezeld gaan met onheilspellende wolken, namelijk een shelfcloud of rolwolk.

Een shelf cloud (letterlijk plankwolk) is een wolk die de onweersbuien voor gaat. De onweer zie je dan vaak achter de shelfcloud al aankomen. De shelfcloud ontstaat wanneer bij zware onweersbuien de warme lucht aan de voorkant van de wolk sterk stijgt terwijl op een hogere buienwolk een koude luchtmassa omlaag stort. Dit gaat gepaard met windstoten zoals een windhoos of valwind.
Rolwolk
De rolwolk ontstaat wanneer koudere lucht die met de onweersbui meekomt vanaf enige hoogte in aanraking komt met de veel warmere lucht aan het aardoppervlak. De koude lucht rolt dan de warme vochtige lucht omhoog, die condenseert tot een wolk en vooruit rolt. Een rolwolk verschilt van een shelfcloud omdat rolwolken helemaal los staan van de basis van de onweersbui of van andere wolken en horizontaal om hun eigen as rollen. Een rolwolk is een zeldzaam fenomeen.

Dalende luchtdruk en een onweersneus
De luchtdruk wordt gemeten met een barometer met de eenheid is hectoPascal (hPa) of millibar. De luchtdruk aan het aardoppervlak ligt meestal tussen 940 tot 1060 hPa en is afhankelijk van lage- en hogedrukgebieden. Om hoge- en lagedrukdrukgebieden waait wind. Om een lagedrukgebied tegen de wijzers van de klok in en bij een hogedrukgebied met de wijzers van de klok mee. Tijdens een onweersstoring kan de luchtdruk dalen tot wel onder de 900 hPa en de wind uit een hoeveelheid koude lucht stort als het ware omlaag. Een daling van de luchtdruk tot onder de 900 wordt in de weerkunde een onweersneus genoemd omdat het de weergave op papier door de daling en stijging een piek geeft, gelijk een neus.De wind
Naast de dalende luchtdruk speelt ook de wind een grote rol bij het ontstaan van een vloedgolf op de Noordzee. Door de snel trekkende onweersbuien vanuit het zuidwesten, gaat het hard waaien. Voor de onweerswolken waait echter een noordoostenwind en in de onweerswolken waait een zuidwestenwind. Na het passeren van het onweersfront waait vervolgens de wind weer uit het noordoosten.
De zee
Door het naderen en passeren van de onweersbuien wordt door de wind een sterk luchtdrukverschil gemaakt. Omdat de zee in het voorjaar nog koud is, geeft een koude luchtlaag boven de zee en een warme luchtlaag op grotere hoogte het begin van de vloedgolf.
